×

Algemeen

 

 

Urine opvangen bij de kat

 

Er zijn vier methoden om urine te verkrijgen:

  • spontaan geloosde urine,
  • manueel leeg duwen van de blaas,
  • catheterisatie
  • cystocentesis

Maneel leeg duwen van de blaas, catheterisatie en cystocentesis zijn mogelijkheden die door de dierenarts gebruikt kunnen worden.
Spontaan geloosde urine is de enige mogelijkheid voor de katteneigenaar.

Spontaan geloosde urine:
Maak de kattenbak goed schoon. Strooi de niet-absorberende korrels "katkor" in de bak. Als de kat de bak heeft bezocht, houd de bak dan schuin. De urine zal nu naar het laagste punt stromen. Steek de punt van de pipet door de korrels en zuig vervolgens de urine op.

Manueel leeg duwen van de blaas :
De dierenarts zal continue – geen pompende of knijpende – druk uit oefenen op de blaas gedurende enkele tientallen seconden, totdat de kat begint te plassen. Binnen een minuut is duidelijk of deze methode succesvol is.

Cystocentesis :
De punctieplaats word geschoren en desinfecteerd. Met één hand word de blaas geimmobiliseerd en met de andere hand word met een steriele naald door de buikwand in de blaas gestoken. Nu kan de urine opgezogen worden. Dit is uiteraard enkel voor de dierenarts weggelegd!

Catheterisatie :
Een katheter word via de plasbuis in de blaas gebracht. Vaak moet de kat gesedeerd (een licht verdoving) worden om dit te kunnen uitvoeren.


Geschiedenis van de huiskat

 

Egypte
In de loop van de geschiedenis heeft de populariteit van de kat hoogte- en dieptepunten gehad. Het waren waarschijnlijk de Egyptenaren die rond 3000 voor Chr. de kat voor het eerst temden en als huisdier hielden. De kat moest werken voor zijn bestaan, door bijvoorbeeld ratten en muizen onder controle te houden. Het duurde echter niet lang voordat de kat ook nog een andere rol kreeg: voor de liefde en genegenheid. De Egyptenaren vereerden de katten, ze werden aanbeden als goden en zorgvuldig bewaakt. Wanneer je je kat niet goed behandelde kreeg je de doodstraf. Katten werden begraven met een ceremonie die bij een farao paste en het was heel gewoon dat niet alleen koningen werden gemummificeerd, maar ook katten. Aan de hand van die gemummificeerde katten is men veel te weten gekomen over de vroegste huiskatten.

Export van Katten was in die tijd verboden. Toch kwamen de katten al snel dankzij handelaren en reizigers in het Midden-Oosten, India en China terecht. In China werden ze als voedsel gebruikt. De Japanners waardeerden de katten door kun vermogen muizen te vangen.

Middeleeuwen
In de Middeleeuwen veranderde er veel voor de kat, toen werd hij als dienaar van de heksen beschouwd. Toen werden ze niet meer als goden behandeld, maar ze werden net als heksen gedood op de brandstapel. De zwarte kat is altijd met heksen in verband gebracht en daarom onderwerp van allerlei bijgeloof. Een zwarte kat die je pad kruiste zou een slecht voorteken zijn. Om het heidendom de kop in te drukken, achtervolgde de Christelijke kerk de kattenbazen onder het mom duivelse verafgoding en werden er veel katten levend verbrand.

Pas in de achttiende eeuw herwonnen ze hun populariteit als een onschuldig en zelfs nuttig dier. In de negentiende eeuw werden ze weer een waardevol bezit. Er werd onderscheid gemaakt tussen de verschillende soorten en de eerste katten shows werden georganiseerd.

Azië
In Burma en Thailand hebben katten altijd in hoog aanzien gestaan. Rassen die we nu kennen als Burmees, Siamees en Korat, stammen uit deze afgelegen delen van de wereld. De Siamees stond bekend als de ‘koninklijke’ kat van Siam en alleen vorsten mochten een Siamees kat bezitten. Mogelijk door de beperkte variatie in genen in de afgelegen streken hadden deze katten vaak een misvormde staart.
Overeenkomstige inteelt was in Japan te zien. Doordat de katten geïsoleerd op een eiland leefden hadden ze geen kans om met katten van een ander land te paren, waardoor elke fout in het erfelijke materiaal zich in de volgende generatie verdubbelde. Hieruit ontstond het ras dat nu de Japanse Bobtail genoemd wordt.

Verspreiding
De toekomst van de kat veranderde toen de schepen rond 1000 voor Chr. groter werden en zo verder konden komen. De voedselvoorraden moesten beschermd worden tegen ongedierte, de kat was hier uitstekend voor. Katten waren goede muizenvangers en de meeste schepen maakten gebruik van een ‘scheepskat’. Het gebeurde echter wel regelmatig dat de katten van boort sprongen onderweg. Het schip moest dan een plaatselijke kat oppikken als plaatsvervanger, die vervolgens dan mee naar huis werd genomen. Zo verspreiden ze zich langzamerhand over Azië en Europa. Nu zijn er katten over heel de wereld.

De evolutie van de kat
Alle katten stammen af van hun grotere, wilde verwanten. Dit kun je soms nog terugzien bij de moderne huiskat, of het nu een ras- of een straatkat is. De evolutie gaf de kat een schutkleur, zodat hij niet door roofdieren wordt opgemerkt. In de natuur slaapt de kat uit instinct overdag en jaagt hij als het donker is. In de dierentuin kan je dit ook zien: leeuwen, die in droge gebieden met weinig begroeiing leven, hebben een zandkleurige vacht. Sneeuwpanters zijn licht om in hun besneeuwde omgeving niet op de vallen. Boskatten zijn meestal gevlekt of gestreept, zodat ze de lichtvlekken nabootsen op de zonbeschenen bosbodem. Net zo handig is de vacht van een schildpad huiskat, voor een poes met jongen is een vacht met een schutkleur belangrijk en met een schildpad tekening is het tegen allerlei ondergronden vrijwel niet te onderscheiden. Het schildpad gen is voor dit doel geslachtsgebonden en komt uitsluitend bij vrouwtjes katten voor.

Aangezien katten de neiging hebben overdag te slapen, hebben ze naast de vachtkleur nog een ander mechanisme ontwikkeld om zich te beschermen en dit is nu nog steeds te zien bij de huiskat. Katten bezitten namelijk zeer weinig vacht tussen de bovenkant van hun ogen en oren. Wanneer je naar een slapende kat kijkt, zie je dat de kale plekken de indruk wekken alsof de kat zijn ogen open heeft. De rover zal denken dat de kat klaarwakker is, waakzaam en klaar om aan te vallen. Dit is een simpele, maar doeltreffende vorm van bescherming.

De lengte en het type van de vacht van het ras zijn afhankelijk van het deel van de wereld waarvan het afstamt. De Europese wilde kat heeft een dikke, dichte vacht die hem in de winter warm en droog houd. Perzen en Angora’s die voorkomen in hooglanden als Turkije en Iran, ontwikkelden om dezelfde reden een lange vacht. Bergstreken zijn ’s nachts en ’s winters koud, en de extra lange vacht heeft een isolerend effect. Lichtgekeurde Siamezen hebben een fijne, zijdeachtige vachtstructuur, waardoor ze bij warm weer snel kunnen afkoelen. Russische Blauwen hebben een wonderlijke, dubbele vacht om hen in het Baltische Klimaat warm te houden.

Katten worden al tientallen jaren geïmporteerd en uitgevoerd, en komen dan ook niet altijd in een klimaat terecht die bij hun vachttype past. Om deze reden knippen eigenaars van langharige katten in tropische gebieden soms gedurende de warmste periode van het jaar de lange vacht kort, en zijn rassen uit het Verre Oosten die in koelere streken leven, tijdens het koude seizoen gebaat bij aanvullende verwarming.