×

Veel voorkomende aandoeningen bij de kat

 

Klik op een onderwerp en je komt er zodra:

 

Allergie

Allergie is een moderne aandoening die niet alleen de mens het leven zuur maakt, maar ook dat van het huisdier. Oorzaken, symptomen, verloop en behandeling van allergie verlopen bij mens en dier heel parallel.

OORZAAK
De oorzaak van allergie is een allergeen waarop het lichaam reageert na contact ermee. De allergenen doen een reactie ontstaan in het bloed via immunoglobulines en lymfocytm, wat tot uiting komt in de huid of de ademhalingswegen.

Allergenen kunnen van velerlei aard zijn.Bij onze huisdieren zie je het vaakst allergie aan voeding (bepaalde dierlijke eiwitten), vlooiespeeksel, huisstof, wol en grassen. In mindere mate bestaat er allergische overgevoeligheid ten opzichte van kattehuidschilfers, hondehuidschilfers, schimmels, mensenhuidschilfers enzovoort.

SYMPTOMEN
Elke kat, ongeacht ras, geslacht of leeftijd, kan allergisch zijn. De eerste symptomen zul je eerder op jonge leeftijd zien ontstaan: bij dieren onder de vorm van jeuk en huidproblemen, soms van ademhalingsproblemen zoals niezen en oogontsteking (lopende ogen).

In het beginstadium zal de kat opmerkelijk veel gaan krabben en overmatig haarverlies vertonen, zodat de vacht eruit gaat zien alsof er motten in gezeten hebben. Katten zullen de haren op de achterhand afknabbelen, zodat er enkel stekelige haartjes overblijven. Als je met je hand over zijn rug wrijft, voel je talloze korstjes.

In een verder stadium zal de huid door het voortdurend krabben gaan reageren: de oksels en de liezen (de minst behaarde delen) zijn eerst rood geïrriteerd waarna ze zwart verkleuren en de huid zich sterk verdikt.

DIAGNOSE
De diagnose van allergie wordt gemakkelijk gesteld na uitsluitsel van huidparasieten, schimmels en bacteriële infecties. Veel moeilijker is het de aard van de allergenen te achterhalen. Gelukkig is het allergieonderzoek al flink gevorderd de laatste jaren, zodat de dierenarts over allerlei testen beschikt die het opsporen vereenvoudigen.

Eerst en vooral wordt de voedingsallergie onder de loep genomen. Je moet een basisvoeding geven bestaande uit elementen die hypoallergeen zijn (dat zijn elementen waartegen geen allergische reacties bestaan). Nadat de jeuksymptomen verdwenen zijn, moet je telkens volgens een secuur schema een ingrediënt aan het dieet toevoegen en de huidreacties volgen. Aan de hand hiervan kan precies worden bepaald welke voedingsmiddelen taboe zijn voor het allergische dier.

De dierenarts zal ook een huidallergietest uitvoeren: een klein deel van de huid wordt kaal geschoren en een twintigtal allergenen in de huid geprikt (gehaald uit huisstof, grassen, struiken, vlooiespeeksel, schimmels, wol enzovoort). Als de huid reageert met een knobbeltje op de plaats van inspuiting, dan weet de dierenarts dat het dier allergisch is voor dat specifieke allergeen. Een huidafkrabsel en bloedonderzoek vervolledigen het onderzoek.

BEHANDELING
De behandeling van allergie is allerminst eenvoudig.

Bij voedingsallergie moet men zich strikt houden aan de voedingsmiddelen waarvoor het dier niet allergisch is. Dat betekent dat je elke dag opnieuw voor de allergische kat een specifiek dieet moet klaarmaken. Er bestaat nu al wel een commerciële hypoallergene voeding, te verkrijgen op voorschrift van de dierenarts, ten behoeve van de eigenaars die zelf niet de tijd hebben om de voeding klaar te maken. Indien er allergie bestaat ten opzichte van bepaalde stoffen van de hoger beschreven allergietest, kun je je kat ofwel van de allergieopwekkende stof weghouden (in praktijk haast niet te realiseren) ofwel desensibiliseren (hyposensibiliseren).

Het principe hiervan is het zelfde als bij de mens:er worden regelmatig injecties toegediend met de specifieke allergenen om zo het lichaam als het ware gewend te maken aan die allergenen. Deze methode is minder omslachtig dan het lijkt, want de injecties kun je heel gemakkelijk zelf toedienen.

Antihistaminica, produkten die bij de allergische mens goede resultaten geven, zijn waardeloos bij de kat. Dieren reageren er vrijwel niet op.

En dan is er nog een middel ter behandeling van allergie dat probaat werkt, en dat is het toedienen van cortisonepreparaten.

 

Blaasgruis - plasproblemen


Inleiding
De naam plaskater wordt gebruikt voor een kater die plotseling niet meer kan plassen, meestal veroorzaakt door een verstopping van de plasbuis. Deze aandoening komt niet alleen bij katers, maar ook bij poezen voor, echter bij de laatste zien we minder vaak complete verstoppingen van de plasbuis (="urethra)." Het is een uiting van een complex van aandoeningen van de blaas en plasbuis bij de kat. Dit complex staat bekend onder de naam Feline Lower Urinary Tract Disease (="FLUTD)." Het is een groep van aandoeningen waarvan verschillende een ontsteking van de lagere urinewegen kunnen veroorzaken.

  • FLUTD
    Dit is een verzameling van verschillende aandoeningen van de blaas en plasbuis bij katten. Meestal uit het zich in de vorm van een blaasontsteking. Deze ontsteking bezorgt het dier ongemak. Soms kan het dier zelfs niet meer plassen. Indien een dier langere tijd — een dag — niet kan plassen is dit altijd een spoedgeval en dient u een dierenarts te raadplegen. Een volledige verstopping (obstructie) kan onherstelbare schade veroorzaken, niet alleen aan de blaas, maar ook aan de nieren.
    De verstopping wordt meestal veroorzaakt door kleine kristalletjes die gevormd worden in de blaas. Als zouten in de urine uitkristalliseren ontstaat het zogenaamde blaasgruis. Blaasgruis bestaat dus uit kristallen .Deze kristallen kunnen samen klonteren tot kleine blaassteentjes zo groot als zandkorreltjes. Echte stenen worden in de kattenblaas zelden gevormd.
    Aangezien bij katers de plasbuis veel nauwer is dan bij poezen, verstopt deze eerder en zien we sneller problemen bij katers. Er zijn een aantal factoren die het ontstaan van FLUTD beïnvloeden.
    Het ontstaan van FLUTD kan worden veroorzaakt door de volgende risicofactoren :
    • Voeding: hoge gehalten aan bepaalde mineralen in het voer maken de kans op kristalvorming groter. Er kunnen meerdere kristallen gevormd worden, maar struvietkristallen zijn de meest voorkomende. Tevens bepaalt het voer de zuurgraad van de urine. Indien de urine minder zuur wordt treedt er eerder kristalvorming op.
    • Gedrag: weinig bewegen, verminderde wateropname, minder vaak gaan plassen (bijvoorbeeld door vuile of anderszins onaantrekkelijke kattenbak). Vooral het minder frequent gaan plassen speelt een voorname rol in de ontwikkeling van FLUTD.
    • Overgewicht: zwaarlijvigheid speelt een belangrijke rol. Dikke katten en poezen bewegen minder. Bij verminderde activiteit zijn ook darmen en andere orgaanstelsels minder actief.
    • Geslacht: vanwege de nauwere plasbuis bij katers zien we bij deze sneller volledige obstructies van de plasbuis dan bij poezen.

Hoe herken je het?

  • Aangezien de obstructie van de urethra levensbedreigend kan zijn, is het van belang dat u als katteneigenaar in staat bent om de symptomen die mogelijk hierop kunnen wijzen, kunt herkennen. Neem onmiddellijk contact op met uw dierenarts als u een van onderstaande symptomen opmerkt.
  • Urine met bloed erin, abnormale kleur van de urine.
  • Veel persen tijdens de mictie (="het plassen"), of vaak plassen van slechts kleine hoeveelheden, miauwen of schreeuwen als zij/hij op de kattenbak is.
  • Gedragsveranderingen als lusteloosheid of juist onrust, vaak naar de kattenbak lopen, klaaglijk miauwen, zich verstoppen of niet willen eten, veelvuldig likken rond anus en penis of vulva.
  • Plots plassen op afwijkende plaatsen, of plassen in huis
  • Abnormale houding tijdens de mictie

Wat zal de dierenarts doen?

  • Voor een juiste diagnose zal de dierenarts In eerste instantie urine willen hebben voor onderzoek. Het is van belang dat u deze meeneemt. Tegenwoordig hoeft het geen probleem meer te zijn om urine bij katten te verzamelen. Er zijn bij de dierenarts kattenbakkorrels verkrijgbaar die geen vocht opnemen, en die de urinesamenstelling niet veranderen. Hierdoor is het voor u mogelijk om makkelijk urine te verzamelen, en de dierenarts kan zijn chemische bepalingen van de urine doen.
    De dierenarts zal achtereenvolgens onderzoeken:
    • Is er sprake van een plasbuis verstopping
    • Is er sprake van een blaasontsteking
    • Zitten er kristallen in de urine en zo ja, welk type
    • Vervolgens kan hij een diagnose stellen en uw dier adequaat behandelen. Er is groot verschil in de behandeling van een dier met kristallen in de urine (="kristalurie")en een zonder kristallen. Bij kristalurie is het van groot belang om de gevormde kristallen op te lossen. Dit kan door middel van voer gebeuren.
  • Verder kan de arts nog röntgenfoto’s nemen om te kijken of er sprake is van blaasstenen, een tumor, poliepen of een aangetaste blaaswand. Verder onderzoek kan bestaan uit een echo, of bacterieel onderzoek (uitsluitend uit urine door blaaspunctie verkregen, steriele urine dus). Lang niet alle "blaasontstekingen" hebben bacteriën als oorzaak, en antibiotica zullen dus niet in alle gevallen aangewezen zijn.

Behandeling
De behandeling zal dus afhankelijk zijn van de oorzaak. Veelal zal er een speciaal dieet gegeven worden. Vaak zullen er antibiotica gebruikt worden, en meestal een tijdje een pijnstiller. Is er echt sprake van een algehele obstructie van de urethra, dan moet er een katheter in de plasbuis gebracht worden tot in de blaas. Dit kan zeer lastig zijn, aangezien de plasbuis heel erg nauw is, en verstopt zit met kristallen! Als het gelukt is om de katheter te plaatsen, dan zal de blaas gespoeld worden. Vaak wordt de katheter enige dagen op zijn plek gelaten om zodoende een volgende verstopping te voorkomen. De behandeling wordt voortgezet totdat er in de urine geen afwijkingen meer gevonden worden. Vaak zal er overwogen worden om gedurende langere tijd, soms levenslang, speciaal dieet voer te geven.

Komt blaasgruis alleen voor bij katers?
Blaasgruis komt zowel bij katers en poesen voor. Vroeger dacht men dat blaasgruis alleen bij gecastreerde katers voorkwam. Dit blijkt een fabeltje te zijn. Wel of niet gecastreerd zijn heeft géén enkele invloed op het wel of niet last krijgen van blaasgruis. Doordat poesen een korte en wijde plasbuis hebben kunnen ze blaasgruis meestal goed uitplassen. We zien daarom weinig blaasgruisproblemen bij poesen.
Katers hebben een lange plasbuis die vlakvoor de penis vernauwd. Hierdoor zien we regelmatig (ernstige) problemen bij katers.

Wat zijn de klachten bij blaasgruis ?
Het blaasgruis veroorzaakt soms in de blaas en plasbuis irritatie en ontsteking. Dit uit zich door: niet meer in de kattenbak plassen, vaak kleine plasjes doen op de vloer of kattenbak en veel ongemak bij het plassen (klagend miauwen). De urine kan van een normale gele tot een rode (bloed) kleur hebben.
katers: het blaasgruis veroorzaakt dezelfde problemen als bij de poes. In ernstige gevallen kan het blaasgruis bij de vernauwing voor de penis vastlopen. Dit veroorzaakt een verstopping ( zie animatie). De verschijnselen hiervan zijn: voortdurend naar de kattenbak gaan, veel persen, klagend miauwen en er komt nagenoeg geen urine. Uw kater heeft dan dringend spoedhulp nodig . Als de kater niet meer kan plassen, raakt uiteindelijk de blaas overvol. Hierdoor kunnen de nieren de afvalstoffen niet langer uit het lichaam verwijderen en begint er een acute niervergiftiging: braken, ogen gaan diep liggen, het klagend miauwen stopt,onderkoeling en uiteindelijk raakt de kater in een diepe coma.
Binnen 24 uur na de verstopping kan een kater al overlijden!

Een kater die problemen heeft met het plassen moet altijd binnen 15 uur gezien worden door de dierenarts.
Een kater die niet kan plassen is een dringend spoedgeval!

Welke soorten blaasgruis zijn er?
Er zijn verschillende soorten blaasgruis. De 2 meest voorkomende soorten zijn:

  • Struviet Dit is de meest voorkomende vorm van blaasgruis. Struviet bestaat uit magnesium, ammonium en fosfaat. Deze wordt met name gezien bij jonge katten.
  • Calciumoxalaat . Deze vorm van blaasgruis wordt meer en meer gezien. Komt voornamelijk voor bij de oudere katten.

Om welke vorm van blaasgruis het gaat wordt vastgesteld door microscopisch onderzoek van de urine. In bijzondere gevallen wordt het gruis opgestuurd naar een Amerikaans laboratorium voor analyse.
Het is belangrijk om vast te stellen om welk soort blaasgruis het gaat. Elk soort blaasgruis heeft zijn eigen manier van behandeling.

Wat is de oorzaak van blaasgruis?

De exacte oorzaak is nog niet bekend.

Er zijn wel een aantal oorzaken aan te geven die de kans op het krijgen van blaasgruis kunnen vergroten:

  • Aanleg. Als een kater last heeft van blaasgruis dan heeft zijn broer een verhoogde kans op het krijgen van blaasgruis.
  • Activiteit. Luie katers hebben een verhoogde kans op blaasgruis.
  • Geslacht. Doordat katers een langere en nauwere plasbuis hebben kan blaasgruis gemakkelijker vastlopen dan bij poesen. Blaasgruisklachten zien we dus voornamelijk bij katers.
  • Gewicht. We zien blaasgruis met name bij dikke katers.
  • Leeftijd. Op een leeftijd tusen 1-2 jaar zien we de meeste klachten optreden.
  • Aantal keren urineren per dag. Katten die vaak plassen hebben minder kans op blaasgruis: de zouten krijgen geen tijd om uit te kristalliseren.
  • Katten plassen minder vaak als: ze alleen de kattenbak gebruiken en met name als de kattenbak niet vaak genoeg wordt schoongemaakt.
  • Drinken. Katten die weinig drinken hebben geconcentreerde urine. In een geconcentreerde urine zullen zich gemakkelijk kristallen vormen.
  • Katten die veel blikvoeding eten (blikvoeding bevat ongeveer 80% water!) hebben minder snel last van blaasgruis.
  • Voeding. Voeding bevat noodzakelijke zouten (mineralen).
    Als teveel van deze zouten aanwezig zijn in de voeding bestaat er een verhoogde kans op het krijgen van blaasgruis. Runderhart en kippenhartjes bevatten veel magnesiumzouten. Magnesium is de voornaamste bouwstof voor struvietgruis (de meest voorkomende soort blaasgruis).
    De voeding beinvloed ook de zuurgraad van de urine. In zure urine kan moeilijk blaasgruis gevormd worden.
  • Katers krijgen zelden zomaar een blaasontsteking. Er is bijna altijd een dieperliggende oorzaak aanwezig zoals blaasgruis. Naast behandeling van de blaasontsteking vindt op onze kliniek-laboratorium altijd Urine-onderzoek plaats!

Wat is de behandeling van blaasgruis?
Als er sprake is van verstopping dan wordt deze eerst opgeheven met speciale catheters en vloeistoffen. Mocht dit niet lukken dan wordt de verstopping operatief verholpen: de zogenaamde penisamputatie.
Zowel bij verstopping als bij het vermoeden van blaasgruis vindt altijd urine-onderzoek plaats. Met het urine-onderzoek wordt vastgesteld om wat voor gruis het gaat:

  • Struviet . Deze vorm van gruis komt het meest voor. Gelukkig kan dit gruis met speciale dieetvoeding worden opgelost. Dit blaasgruisoplossend voer moet 5-6 weken lang worden gegeven. Hierna kan struvietvoorkomend voer gegeven worden om te zorgen dat het gruis niet meer terugkomt.
    Beide dieetvoeders zijn uitsluitend bij de Dierenarts verkrijgbaar.
  • Calciumoxalaat. Deze vorm van gruis komt gelukkig niet veel voor. Dit gruis is niet op te lossen met speciale dieetvoeding. In ernstige gevallen moet het gruis operatief uit de blaas verwijdert worden. Uw kat wordt op een speciaal dieetvoeding gezet om te voorkomen dat er nieuw gruis gevormd wordt.

Moet mijn kat levenslang blaasgruis voorkomend voer krijgen? JA!

  • Poes : Als uw poes op blaasgruisvoorkomend voer gezet is omdat ze voordurend blaasontstekingen krijgt is het verstandig om haar dit voer continue te geven.
  • Kater : mocht uw kater een blaasverstopping hebben gehad dan is helaas onze ervaring dat deze levensbedreigende verstopping meestal weer terugkomt als hij normaal kattenvoer eet. Mocht u toch willen stoppen met de dieetvoeding bespreek het dan met ons!

Afhankelijk van de ernst van de klachten kunnen we redelijk goed inschatten wat het risico is. In ieder geval voeren we een urine-onderzoek uit als uw kater 2 weken normaal voer heeft gehad om te kijken of er nieuwe kristallen in de blaas zijn gevormd.

Blaasgruisvoer bevat alle ingredienten die uw kat nodig heeft. Gezonde katten mogen dit voer zonder problemen levenslang hebben. U mag dit voer echter niet geven aan kittens en aan drachtige katten!

Wat kan ik doen om te voorkomen dat mijn kat last krijgt van blaasgruis?

  • zorg altijd voor een schone kattenbak: als uw kat zijn plas op gaat houden dan verhoogt dit de kans op blaasgruis.
  • zorg ervoor dat uw kat niet dik wordt, te zware katten hebben verhoogde kans op blaasgruis.
  • geef uw kat liever geen vers hart. Hart bevat erg veel magnesiumzouten wat de kans op struvietgruis verhoogt.
  • zorg dat er altijd voldoende drinkwater beschikbaar is, mocht uw kat voorkeur hebben voor het water uit b.v. het aquarium ontneem hem deze mogelijkheid niet. Weinig drinken geeft geconcentreerde urine waardoor gemakkelijk kristal (gruis) vorming plaats vindt.
  • geef een goede kwaliteit voer, hierdoor bent u verzekerd dat er niet teveel magnesiumzouten in zitten. U kunt eventueel blaasgruis voorkomend voer geven .

 

Diarree bij de kat

 

Het darmstelsel is een belangrijk deel van het abdomen (de buik) en talloze zaken kunnen daar verkeerd lopen. Ik ga me hier echter beperken tot het fenomeen "diarree" omdat elke eigenaar er meer dan eens mee te maken zal krijgen. Eerst diarree bij kittens, vervolgens bij volwassen poezen.

Diarree bij kittens
JONGE DIEREN ZIJN ERG GEVOELIG VOOR DIARREE.

De meest voorkomende oorzaak van diarree is wormen, voornamelijk veroorzaakt door spoelwormen (ascariden) die via moedermelk en uitwerpselen de kittens besmetten. Daarom is het erg belangrijk elk kitten vanaf de leeftijd van zes weken geregeld te ontwormen. De fokkers zullen de worminfestatie minimaal proberen te houden door het moederdier goed te ontwormen, en de kleintjes te ontwormen op jongere leeftijd (vanaf drie weken). Een andere oorzaak is de zogenaamde voedingsdiarree. Kittens krijgen als drinken nog altijd een kommetje melk voorgeschoteld. Sommige diertjes kunnen echter al op heel jonge leeftijd problemen krijgen met de vertering van melk: de darm produceert onvoldoende enzymen om de melksuikers te verteren (melksuikers zijn zowel te vinden in magere melk als halfvolle en volle melk, al dan niet verdund met water!). Met als gevolg dat onverteerde melksuikers de darm passeren en diarree veroorzaken. Er zijn daarentegen dieren die heel lang melk kunnen verteren en er geen diarree van krijgen.

Ook plotse veranderingen in de voeding kunnen oorzaak zijn van diarree: de darm van de kat past zich aan aan de voeding die er in verband met de vertering passeert. Wanneer dan plots deze voeding veranderd wordt, komen er totaal nieuwe produkten door de darm. De darm kan zijn vertering niet zo snel aanpassen, met als resultaat: diarree. Verander de voeding dan ook altijd geleidelijk. Dat wil zeggen: de eerste dagen meng je de oude en nieuwe voeding in een 50/50verhouding; langzaam voer je de hoeveelheid van de nieuwe voeding op en verminder je die van de oude zodanig dat het dier na een á anderhalve week op uitsluitend nieuwe voeding staat.

Sommige jonge dieren hebben een erg gevoelig maagdarmstelsel, zodat ze zelfs hooggekwalificeerde voeding niet kunnen verteren en diarree krijgen. Voor deze dieren moet je dan werkelijk gaan uitzoeken welke voeding wel geschikt is. In het ergste geval moet het dier enkele maanden op een zeer speciaal dieet, samengesteld uit heel licht verteerbare ingrediënten (enkel te verkrijgen bij dierenarts).

Jonge dieren zullen heel gemakkelijk alle eetbare en niet-eetbare zaken in huis en op straat opeten. Het behoeft geen betoog dat dit tot darmstoornissen leidt. Dus let goed op dat je de vuilnisbak buiten bereik van het nieuwsgierige dier zet; laat niets slingeren in huis en verwijder tijdelijk je planten.

Bij kittens kunnen virale ziekten ook tot diarree leiden. Daartoe behoort onder andere: de beruchte kattenziekte (panleucopenie). Zie bij verzorging-vaccinatie.Het kattenziektevirus van de kat is niet besmettelijk voor de hond en omgekeerd. Deze virusziekte geeft een erge diarree (bloederig), gepaard gaande met andere symptomen als braken, wegkwijnen,uitdroging enzovoort. Deze ziekte loopt vaak fataal af, dus het is beter te voorkomen dan te genezen door middel van een correct uitgevoerde vaccinatie (bij de kat: op negen en twaalfweken, en daarna jaarlijks). Neem voor de kat die de leeftijd van twaalf weken heeft, de nodige hygiëne en voorzichtigheid in acht in verband met zijn contact met andere dieren. Dus tot het tijdstip waarop de volwassen vaccinatie is toegediend vermijdt jebest plaatsen waar veel dieren samenkomen en laat je de jonge dieren niet grasduinen waar uitwerpselen van andere dieren liggen.

Diarree kan ook veroorzaakt worden door parasieten, andere dan wormen: eencelligen, flagellaten enzovoort kunnen in de darm woekeren en de darmflora danig verstoren, met het gekende gevolg.

Diarree bij volwassen dieren
Alle oorzaken die zijn besproken bij kittens kunnen ook bij volwassen dieren aanleiding geven tot diarree. Bij goedverzorgde dieren(gevaccineerd-ontwormd-constante voeding) echter wordt het gevaar wat betreft spoelwormen, eencelligen, katteziekte, en dergelijke tot een minimum beperkt. Melk wordt in deze leeftijdsfase meestal niet meer gegeven, terwijl het voedingsschema voor het dier al vastligt.

Onschuldige diarree ontstaat doordat bijvoorbeeld tijdens een verwennerij de kat plots andere eetbare zaken krijgt voorgeschoteld, zaken die hij niet gewend is. Zo zien we in de dierenartsenpraktijk opvallend veel darmproblemen tijdens de Kerst- en Nieuwjaarsperiode, na Pasen. Het dier krijgt dan plots allerhande lekkere hapjes voor zijn neus die door de darmen niet worden geaccepteerd. Denk hier even aan: weegt het plezier van een lekker hapje voor poes op tegen de erop volgende ellende van braken en diarree ?

Een andere zeer vaak voorkomende oorzaak is een zogenaamde kou ïn de buik. Deze komt voor bij een kat die buiten in het gras gaat rollebollen, die tijdens warme dagen graag met zijn buik op de koele tegelgrond gaat liggen enzovoort. Deze plotse wisselingen van temperatuur kunnen een ongunstig effect hebben op de darmmotiliteit.

Op een warme zomerdag merk je vaak dat het dier tijdens de wandeling in de tuin uit allerhande plasjes gaat drinken. Zulk water is door de warmte en woekerende bacteriën niet al te fris meer, wat vaak aanleiding geeft tot verstoring van de darmflora.

Diarree is echter maar een symptoom van een algemeen ziektebeeld waarvan de oorzaak te vinden is in de darm. Ze kan echter ook een uiting zijn van problemen elders, bijvoorbeeld in nieren, lever, pancreas (alvleesklier).

Darmproblemen kunnen zeer complex zijn: gaande van een eosinofiele enteritis (ziekte van Krön) tot darmtumoren. Grondige onderzoeken en speciale behandelingen zijn hiervoor vereist: dit zijn geen onschuldige diarreetjes meer. In de ergste en hardnekkigste gevallen zijn zelfs bloedonderzoek, radiografie, enteroscopie, en eventueel laparotomie meer op hun plaats (laparotomie = operatieve ingreep: de buik wordt geopend om te zien wat er aan de hand is).

Ligt het probleem buiten de darm, dan zullen ook weer meer specialistische onderzoeken moeten worden verricht om tot een diagnose te komen. Ik ga hierover verder niet uitwijden, omdat ik daarmee een materie aansnijd die zeer specifiek is per patiënt en bezwaarlijk als algemene info kan worden behandeld.

Behandeling Van Diarree
Merk je darmproblemen op die zodanig zijn dat je met je kat naar de dierenarts moet, neem dan steeds wat van zijn uitwerpselen mee. Via microscopisch onderzoek kan de dierenarts al gauw wormen diagnostiseren, dan wel andere parasieten of problemen met de spijsvertering. Eventueel kunnen de meegebrachte uitwerpselen al meteen naar het laboratorium voor meer gespecialiseerd onderzoek. Dit bespaart de dierenarts veel tijd in de diagnosestelling, wat de patiënt alleen maar ten goede komt.

Diarree bij jonge kittens kan, zelfs bij onschuldige oorzaken, gevaarlijk zijn, onder andere wegens gevaar voor uitdroging. Dus wacht er bij deze diertjes niet te lang mee om deskundige hulp in te roepen!

Bij volwassen dieren wordt de onschuldige diarree vrij stereotiep behandeld. De behandeling komt erop neer dat de darm rust krijgt, wat wordt verkregen door het toedienen van bepaalde medicatie.

Afhankelijk van de oorzaak en de patiënt, kan er behandeld worden met onder andere: antiparasitaire geneesmiddelen, antibiotica, voederaanpassing. Bij uitdroging met: baxters, pancreas-, lever- of nierbehandeling.

 

Feline Infectieuze Peritonitis( F I P )

 

INTRODUCTIE
FIP is een van de meeste mysterieuze ziekten die een kat kan krijgen. Gelukkig komt deze ziekte niet zoveel voor. Jammer genoeg is deze ziekte steeds fataal. Er bestaat nog geen medicijn tegen FIP. Het komt meestal voor bij katten jonger dan 2 jaar of ouder dan 10 jaar.
Huishoudens met meerdere katten of katten die hun tijd buiten door brengen zijn grotere kanshebbers op dit virus. Het virus dat deze ziekte veroorzaakt verspreid zich via de luchtwegen en uitwerpselen. Als het virus zich in de kattenbak bevind komt het makkelijk op de kat zijn vacht en word zo door het wassen bij de kat opgenomen. Katten die besmet zijn met het FeLV (Feline leukemie virus) hebben een groter risico om FIP te krijgen en te ontwikkelen.

OORZAAK
FIP word veroorzaakt door een Coronavirus, dat gemuteerd is van een onschadelijk neusvirus (FECV Feline Enteric Coronavirus). Men weet nog niet hoe en waarom het virus verandert van de onschadelijke vorm naar de schadelijke vorm FIP.

SYMTOMEN
In het begin zijn er maar minimale symptomen merkbaar na blootstelling aan het virus. Sommige katten zullen lichte ademhalingsproblemen hebben zoals niezen. Andere hebben dan weer last van diaree, maar de symptomen zijn zo mild dat ze meestal ongemerkt voorbij gaan.
Wanneer de serieuze symptomen opduiken? Deze zullen sneller optreden in jongere katten, en langzamer in oudere katten.

Deze ziekte heeft twee grote manifestaties.

  • DE EERSTE VORM
    Deze vorm is de droge vorm genoemd. Katten die deze vorm hebben vertonen eerder vage symptomen die komen en gaan. Deze vorm kan in verschillende delen van het lichaam tot uiting komen. De katten kunnen slecht beginnen te eten. Een voortdurende verkoudheid heeft. Meestal zien de katten er ongezond en ziek uit. Het nadeel is dat deze symptomen ook op verschillende ander kattenziektes lijken. Het is dus heel moeilijk om de diagnose FIP te stellen bij de droge vorm.
  • DE TWEEDE VORM
    Deze vorm is de natte vorm genoemd. Ook wel buikvliesontsteking genoemd. Het wordt zo genoemd omdat de buik zich opvult met vloeistof. De kat heeft op dat moment ademhalingsmoeilijkheden en gebrek aan eetlust. De kat eet weinig en toch heeft ze een heel dikke buik. Deze vorm komt veel sneller tot uiting dan de droge vorm en kan vast gesteld worden door vloeistof uit de buikholte te nemen.
    Het virus kan ook de hersenen en de ruggengraat aan tasten. Deze vorm wordt meestal vastgesteld bij een oogonderzoek. Er treden dan veranderingen op in de achterzijde van het oog. De iris kan van kleur veranderen (niet te verwarren met oogmelanoom)

DIAGNOSE
Een diagnose is moeilijk te stellen in veel gevallen. Zeker als het de droge vorm betreft. Er is nog geen bloedtest op de markt die het virus kan vaststellen zoals bij FeLV en FIV. De test vertelt ons enkel dat er antilichamen in het lichaam zijn tegen een corona virus. (Corona virus is van dezelfde soort als het FIP virus maar is niet schadelijk voor de kat.) Dit wil zeggen dat als je kat ooit niesziekte of diaree heeft gehad de kans groot is dat ze antilichamen tegen Corona virussen in haar lichaam heeft. Deze antilichamen worden uitgedrukt in Titer vorm maar geven dus helemaal geen uitsluitsel of uw kat wel dan niet ooit FIP zal ontwikkelen ja of nee. Als de kat een lage titer heeft dan is de kans natuurlijk kleiner dan bij een titer tussen de 2000 / 7000. Maar dan nog kan evengoed de kat met een lage titer FIP ontwikkelen.
Bij de natte vorm kan er vocht uit de buikholte worden gehaald. Met dit vocht kan men al met een beetje meer zekerheid FIP vaststellen.

BEHANDELING
Er is momenteel nog geen behandeling tegen FIP. Over de jaren is er natuurlijk van alles geprobeerd maar niets lijkt echt te werken. Het kan de kat natuurlijk in het begin een beetje verlichten van haar pijn en ongemakken. De behandeling omvat antibiotica, imuunsysteem-stimulators en vitaminen. Omdat het moeilijk is de ziekte vast te stellen, is het zeker de moeite waard om uw kat steeds te laten behandelen op de symptomen van dat moment. Als uw kat werkelijk FIP heeft, zal de behandeling jammer genoeg weinig uit halen en zal ze binnen enkele maanden na het vertonen van de symptomen sterven.

CONTROLEREN VAN VERSPREIDING
Katten die in een huishouden leven waar er al eens een FIP slachtoffer is geweest, hebben minder dan 5% kans om ooit FIP te ontwikkelen. Vooral omdat zij al in contact zijn geweest met een FIP kat en zo blootgesteld zijn aan het virus. Zij hebben het virus dan meestal overwonnen en een vorm van antilichaam tegen het virus gevormd.
Kittens van een kat die gestorven is aan FIP hebben een grotere kans om het virus te ontwikkelen. De beste manier om FIP tegen te gaan is weinig katten in huis nemen liefst minder dan vijf. Maar dit geeft zeker geen zekerheid dat uw kat nooit FIP zal krijgen.
Indien uw kat overleden is aan FIP en u denkt er aan om een nieuwe kat in huis te nemen. Wacht dan minstens een maand voor u de nieuwe kat in huis haalt. Koop een nieuwe kattenbak en eetbakje. Reinig het huis helemaal met Javel. Dit dood het virus. Het virus kan namelijk in leven blijven voor meerdere weken.

  • RISICO
    De kans dat u ooit met FIP de maken krijgt kan niemand berekenen. Het komt natuurlijk sneller voor in grote kattengezinnen maar kan ook in een huishouden komen met één kat. Het is overdraagbaar via een besmette poes. Eens uw poes besmet is met FIP dan kan door stress of een ander ziekte plots een uitbraak van FIP symptomen ontstaan.
  • VACCINATIE
    Het wordt toegediend via druppeltjes door de neus, liefst bij een kitten van 16 weken en daarna nog 1 maal herhaald + een jaarlijkse herhaling.
    De enting werkt als volgt. Via de neus word een nagemaakt FIP virus bij de kat ingedruppeld. Dit virus heeft de eigenschap van te sterven als het in een temperatuur komt van boven de 38 graden, dus lichaamstemperatuur van een kat. Het blijft dus enkel leven in de neus. Hier wordt afweersysteem aangemaakt en zo ontstaat een soort grens voor FIP virussen.

 

FIV - Katten-aids (FIV)

 

Het katten AIDS virus is een virus dat uitsluitend bij de kat voorkomt, dus niet besmettelijk voor de mens, want hierover bestaat nog altijd veel verwarring. Het katten AIDS virus, ook wel Feline Immuno-deficientie Virus. betekent de F staat dus voor Feline, de latijnse naam voor kat. Deze ziekte komt voornamelijk voor bij niet-raskatten. Waarom raskatten deze ziekte niet krijgen is op zich logisch, deze katten lopen in de regel niet buiten los, en vechten daardoor ook niet met andere katten, waardoor ze ook niet besmet geraken. De ziekte overgedragen via het speeksel en wondjes, en bij vechten onderling is deze kans het grootst. Ook wordt de ziekte overgebracht door sexueel contact. De raskatten worden voor een dekking dan ook getest op de eventuele aanwezigheid van het virus, bij niet raskatten wordt deze test pas gedaan indien er een verdenking bestaat op AIDS, dus niet preventief.

De symptomen van het virus zijn erg wisselend, het immuunsysteem wordt aangetast, zodat de kat geen natuurlijke weerstand meer heeft, zelfs tegen de meest simpele kwaaltjes, zoals een verkoudheid is het dier niet meer beschermd, zodat de kat daar dan erg ziek van wordt, terwijl een kat zonder het virus hooguit wat niest. Meestal verschijnen de eerste symptomen 5 weken na infectie. Er zijn vele symptomen  zoals temperatuurverhoging, lusteloosheid, de lymfeklieren die opzetten (maar dat is voor de eigenaar vaak niet goed te voelen), vaak heeft de kat tijden lang nergens last van, tot op een zekere dag de kat rode, gezwollen ogen krijgt, een loopneus die maar niet overgaat, gewichtsverlies, diarree, bloedarmoede, tandvleesontstekingen. Uiteraard hoeft een kat niet alle hier genoemde symptomen te ontwikkelen, maar deze zijn wel het meest typerend. En het belangrijkste hierbij is dan dat deze verschijnselen niet op medicijnen reageren. In dat geval worden de klachten chronisch en zal een goede dierenarts zeker verder onderzoek verrichten door het bloed te  onderzoeken. Is de diagnose katten-AIDS eenmaal gesteld, dan is er jammer genoeg geen geneesmiddel, wel kunnen de klachten verlicht worden. De behandeling wordt dan afgestemd op de symptomen, en zo heeft het dier nog een behoorlijke levensduur voor de boeg.

Als er meerdere katten in het zelfde huishouden wonen, hoeven ze niet apart te verblijven, mits ze "goed" met elkaar kunnen opschieten. Wel verstandig is dan om ze gescheiden te voederen, i.v.m. speekseloverdracht. Ook als de katten tè goed met elkaar overweg kunnen en elkaar wassen is het uiteraard wel raadzaam om de katten uit elkaar te houden.

Er wordt nog steeds onderzoek gedaan naar het voorkomen en eventueel genezen van de ziekte, maar ook dat zit er in de nabije toekomst niet in. Het enige wat men kan doen om de ziekte te voorkomen, is om de kat binnen te houden, of in een afgesloten tuin, zodat ze niet met vreemde katten kunnen vechten. En zo kunnen ze ook niet door auto’s overreden worden of door vergiftiging om het leven komen.

Gelukkig is de ziekte dus NIET besmettelijk voor mensen, helaas worden er nog te veel katten weg gedaan door onwetendheid. Een kat met AIDS kan nog een behoorlijke tijd ziektevrij leven!

De oorzaak
FIV (Feline Immunodeficiëntie Virus) is een door (lenti)virussen overgebrachte virusziekte.
Besmetting treedt op door directe overdracht van het virus via bijt- en krabwonden. Dit houdt in dat vooral katers risico lopen omdat ze vaak meer territoriale agressie vertonen. Ook het in de nek bijten bij de dekking kan overdracht van het virus bewerkstelligen. Vooral in fokkerijen is dit de manier van overdracht. Daarnaast kunnen kittens in principe via de placenta en de moedermelk geïnfecteerd worden, dit gebeurt echter (bijna) alleen als de moeder besmet wordt terwijl ze dragend of lacterend is.

Verschijnselen
FIV heeft, net als HIV (AIDS bij mensen), een onderdrukking van het immuunapparaat ten gevolg. Hierdoor kan de kat zich niet meer verweren tegen infecties. De ziekte verloopt, net als HIV, in een aantal stadia.

  • Het eerste stadium is de acute fase. Deze treedt vanaf 4 weken na infectie op. Hierbij kunnen de katten ziek zijn maar dat hoeft niet. Deze fase kan tot 4 maanden duren.
  • In het tweede stadium zijn er geen klachten en is er dus niets aan de kat te merken. Dit is de asymptomatische fase. Deze fase kan verschillende maanden tot jaren duren.
  • De volgende stadia zijn kortdurend en onduidelijk bij katten.
  • Ze gaan al snel over in het laatste stadium, het AIDS stadium . Hierin lopen de katten door een tekort schietende immuniteit makkelijk ziekten en gezwellen op. Als de kat in deze fase beland overlijdt hij bijna altijd binnen het jaar.

Eigenlijk zijn de verschijnselen aspecifiek. Of ze aan FIV zijn toe te schrijven is pas te zeggen als de diagnose is bevestigd.

De diagnose
De diagnose wordt met zekerheid gesteld door bloedonderzoek.
Hierbij wordt met een specifiek antilichaam getest of (een specifiek deel van het kapsel van) het virus in het bloed van de kat aanwezig is.

De behandeling
Er is momenteel geen genezende behandeling mogelijk. Wel is er een medijn beschikbaar op basis van Interferron die de ziekte stabiliseert. Dit geneesmiddel moet dan wel in reeksen van 5 dagen toegediend worden. Er zijn goede resultaten van bekend, maar het is wel prijzig. Er is voor deze ziekte helaas geen preventief vaccin ontwikkeld. Net als voor HIV wordt hier reikhalzend naar uitgekeken.

 

Haarballen


Bijna elke katten eigenaar kent ze wel, van die donkere plakaten van 2 tot 7 cm lang waar je smorgens blootvoets op weg naar de wc heerlijk over kunt uitglijden.  Katten kunnen ongeveer een keer per maand een haarbal produceren, zelfs als u er nog nooit een gezien hebt.
Andere katten verwerken de ingeslikte haren onopgemerkt via de ontlasting.
Maar haren of haarballen kunnen ook irritatie van het maagdarmkanaal veroorzaken.

Hoe onstaan deze haarballen.
Daar de kat erg schoon is besteed die een hoop aandacht aan de vachtverzorging, Tijdens die vachtverzorging worden losse haren weggelikt en ingeslikt. Die haren zullen in de maag aaneen klitten en een 'bal' vormen'.
Pas waarneer deze uitgebraakt wordt krijgt de haarbal door de slokdarm de langerekte vorm.

Het uitbraken van haarballen.
Na verloop van tijd irriteert de maagwand en zal de kat de haarbal proberen uit te braken, Waarschijnlijk eten katten instinctief gras en waarneer niet voorradig ander groen in huis, (zie hier voor ook de lijst met giftige planten op deze site) Dit 'kattengras' irriteert de maag waardoor het braken opgewekt wordt. Heel zelden kunnen die haarballen in de darm zo hard worden dat ze operatief uit de darm moeten gehaald worden.  Tekenen van een vastzittende haarbal zijn chronisch braken, vaker en kleinere hoeveelheden voedsel eten en geleidelijk gewichtsverlies.

Wat kan u er als eigenaar preventief aan doen ?
U moet er een goede gewoonte van maken uw kat, wanneer deze in de rui is, geregeld te borstelen. Langharige rassen vereisen ten minste 1 borstelbeurt per week. Dankzij het borstelen haalt u het grootste deel van de dode haren weg die anders tijdens de vachtverzorging door de poes zouden opgelikt worden. Het borstelen zorgt tevens voor een goede huidmassage wat de huid- en haarkwaliteit ten goede komt, met minder dode losse haren tot gevolg. Verder kan u tijdens de ruiperiode een speciale haarbalpasta toedienen aan uw kat. Deze pasta verweekt aanwezige haarballen en werkt licht laxerend, zonder diarree te veroorzaken. Deze pasta heeft over het algemeen een aangename smaak voor de kat waardoor toedienen geen probleem is.

Ook is het aan te raden om zeker in de rui periode altijd kattengras te hebben staan, verkrijgbaar bij de meeste bloemisten en tuincentra.

 

Huidabcessen en huidwonden


Onder een abces wordt verstaan: een meestal duidelijk begrensde ophoping van pus.

Abcessen zien we regelmatig bij katten, vooral in het voorjaar en we moeten het dan ook als een serieus probleem beschouwen.
Anders dan bijvoorbeeld bij mens en hond, zitten abcessen bij de kat dieper. Deze plaatsen die bij een vluchtig uitwendig onderzoek niet opvallen geven nu juist de problemen.

Oorzaken
Ondanks het grote natuurlijke weerstandsvermogen van de kat tegen allerlei infecties, zien we toch vaak abcessen optreden. Ze beginnen met een beschadiging van de huid, die geïnfecteerd raakt met bacteriën.
Alle katten dragen onder natuurlijke omstandigheden bacteriën bij zich. Onder andere bevinden deze zich in hun mond en zeker aan de tanden.
Dus wanneer een kat door een andere kat gebeten wordt of wanneer hij zijnbeschadigde huid likt komen de bacteriën naar binnen.
Typisch voor de kattenhuid is dat deze snel geneest en zo de infectie als het ware ‘opsluit’.
Nu kan zich gemakkelijk een abces vormen omdat deze bacteriën zich ontwikkelen en groeien zonder zuurstof hier op zijn best zijn!

Vooral zien we abcessen bij jonge katers aan de staartbasis.

Dit komt omdat volwassen katers de eigenaardigheid hebben hun ‘territorium’ te beschermen tegen allerlei indringers die ze dan in een vechtpartij vooral trachten te bijten en te slaan naar de geslachtsdelen, hun testikels dus! Vaak zie je dan ook abcessen in dat gebied en bij de staartinplant.

Katers markeren een bepaald gebied met plasjes urine. Dit gebied beschouwen ze dan als hun territorium en eventuele indringers lopen het risico in een fikse vechtpartij te belanden.

Het is verstandig na een flinke verwonding - dus ook een die niet echt zichtbaar is — de dierenarts te consulteren.

Die zal een injectie en een antibioticumkuur voorschrijven, zo mogelijk de wond(en) uitspoelen met een speciale vloeistof om zo de abcesvorming tegen te kunnen gaan.

Een doorgebroken abces moet ook door de dierenarts worden behandeld. De wond moet vooral nu gespoeld worden en ook nu wordt weer een antibioticumkuur voorgeschreven omdat de smetstoffen uit het abces anders gemakkelijk een bloedvergiftiging kunnen veroorzaken.

Mondabcessen zie we wel eens bij oudere katten.

Ze zijn vaak het gevolg van een slecht gebit waardoor beschadigingen van het wangslijmvlies ontstaan en dan kunnen de abcessen ontstaan.

Symptomen
Een kat met een abces zal ter plaatse een zwelling hebben die warmer aanvoelt dan de omgeving.
Je voelt een zachte, weke massa die pijnlijk aanvoelt voor de kat.
Ze hebben koorts en vaak verdwijnt de eetlust en zijn ze wat apathisch.

Complicaties en bijverschijnselen
Verwaarloosde abcessen tasten de dieper gelegen weefsels aan. De infectie kan daardoor gemakkelijk in de bloedbaan terechtkomen en er treedt dus een bloedvergiftiging op. Nu kunnen hart, nieren en andere vitale organen aangetast worden. Doe je er niets aan dan zal dit het leven van de kat aanzienlijk verkorten.

Bijtwonden in de staart of poten veroorzaken vaak een botinfectie doordat de beet zo diep is dat het periost ofwel het beenvlies geraakt en geïnfecteerd wordt. Deze infecties zijn moeilijk te behandelen, vaak is bij niet tijdig behandelen of ingrijpen een amputatie nodig!

Oorabcessen kunnen naar binnen doorbreken en het middenoor en daardoor de hersenvliezen aantasten.

Abcessen op plaatsten waar veel losse huiddelen zitten kunnen leiden tot ontstekingen van het onderhuidse weefsel, waardoor er een enorme uitbreiding van de abcederingen kan plaatsvinden. Ook hier is de behandeling erg moeilijk en het wordt vaak pas in een laat stadium ontdekt.

De behandeling
Vaak zien we bij de kat dat de abcessen uit zichzelf doorbreken. Hier komen dan grote hoeveelheden pus vrij. Helaas geneest de huid vaak weer snel en ontstaat er opnieuw een abces. Het onderliggende weefsel is immers nog geïnfecteerd.
Er moet dus voor gezorgd worden dat de wonde of open abces gereinigd wordt, en een behandeling met medicijnen begonnen; hierdoor kan het zich vormende pus verwijderd worden, en kan het genezen.
Na een gevecht is het zinvol direct een behandeling in te stellen om de beruchte abcesvorming te voorkomen. Hiervoor heb je uiteraard je dierenarts nodig.
Er komt bij dat een verse wonde veel sneller en gemakkelijker geneest en er blijven kleinere littekens over. Dus een snelle behandeling voorkomt veel leed!

 

Huidschimmel bij de kat.

 

Wat is huidschimmel?
Op de kat treffen we in de meeste gevallen de soort Microsporum canis aan. Vooral katten in een verzwakte tot slechte conditie behoren tot de groep die hiervoor het eerste ontvankelijk te noemen is. De schimmel tast de hoornstof aan in nagels, haren en hoornlaag van de opperhuid en is in staat deze op te lossen. De schimmelinfectie vindt zijn aanvang in de buitenste laag van de huid waar schimmeldraden zich ontwikkelen uit schimmelsporen. De schimmeldraden dringen de haar binnen via de haarzakjes. Hierdoor ontstaat de volgende reactie: verdikking van de huid, schilfervorming, korstvorming en uiteindelijk het afstoten van de aangetaste huiddelen en het afbreken of uitvallen van de aangetaste haren. Er ontstaan kale (niet altijd) rondige plekken. Eerder genoemde schimmeldraden zorgen voor een enorme productie van schimmelsporen. Het zijn de schimmelsporen die zorgdragen voor verdere verspreiding van de schimmel. Schimmelsporen laten zich gemakkelijk van de ene op de andere kat verspreiden door de lucht, via stof enz.en zijn zelfs na een aanwezigheid in de directe woonomgeving van enkele jaren nog in staat een infectie te veroorzaken.

Hoe kom je aan schimmel ?

  • Van een nieuwe kat die afkomstig is uit een andere groep poezen.
  • Van een poes die (b.v. voor een dekking) te gast is geweest bij jouw poezen.
  • Van een van uw poezen die te gast is geweest bij vreemde poezen.
  • Van een tentoonstelling
  • Van een bezoeker die besmette kleding droeg.
  • Van een bezoek dat u bracht aan een besmette cattery.
  • Van een bezoekje aan een manege.
  • Als gevolg van contact met koeien,varkens,schapen,geiten,honden,cavia’s en niet te vergeten, mensen.

Wanneer is een kat een drager?
Als een kat zelf niet de symptomen vertoont van een schimmelinfectie, maar wel sporen verspreidt, spreekt men van een drager. Het maken van een schimmelkweek kan uitwijzen of er sprake is van een drager.

Wat te doen als uw denkt dat u kat schimmel heeft?
Neem contact op met uw dierenarts. Hij kan kijken met een woodlamp, lichten de haren felgroen op, kan de diagnose positief zijn, maar dit is niet zeker, ook het niet oplichten van de haren geeft gèèn zekerheid. Alleen cultuur en microscopisch onderzoek van haren en huidschilfers geeft zekerheid.

Wat nu? Volg uitdrukkelijk de aanwijzingen van uw dierenarts. Annuleer inschrijvingen voor geplande shows. Stel de eigenaren in spè van in de cattery aanwezig kittens op de hoogte van de problemen en leg uit waarom zij nog enige tijd op hun kitten zullen moeten wachten. Verwijder zoveel mogelijkheden, gordijnen, mandjes enz. Na desinfectering elders opslaan.

Behandeling
Het beste is om uw kat te scheren, zeker bij langharige katten. Alle aanwezige katten moeten behandeld worden. Schoonmaken met schimmeldodende middelen. Grondig en regelmatig stofzuigen. Je kan de ruimte waar uw katten verblijven ook behandelen met speciale rookkaarsen. Met deze rook doodt u de schimmelsporen op plaatsen waar u met schoonmaken moeilijker bij kunt. Tijdens het roken moet u wel het huis verlaten alsook de katten, want het slaat op uw slijmvliezen en dat is geen pretje. Met efficiënt uitroken voorkomt u een nieuwe uitbraak van schimmel. Als u denkt de schimmel kwijt te zijn, dan zal uw dierenarts u aanraden een haarmonstertje te nemen van uw katten m.b.v. een nieuwe tandenborstel om een nieuw cultuuronderzoek te laten doen.

 

Kanker bij katten


Katten kunnen net als mensen kanker krijgen. De diagnose “kanker” roept vaak overweldigende angstgevoelens op, het gevoel alle controle kwijt te raken en het meest verwoestend van alles is het verlies van de hoop. Het maakt hierbij niet uit of de patiënt een menselijk familielid is of een dierbaar huisdier. Als er bij onze geliefde huisdieren oog in oog wordt gestaan met de diagnose kanker, is de situatie misschien zelfs nog moeilijker, want er moeten belangrijke en ingrijpende beslissingen worden genomen voor wezens die hier voor hun welzijn totaal van afhankelijk zijn. Deze katten leven niet alleen in ons huis. Ze zijn een onlosmakelijk deel van ons leven en onze dagelijkse bezigheden, maar bovenal hebben we ze in ons hart gesloten. We merken iedere keer weer dat ze onvoorwaardelijk van ons houden en we moeten ons dan ook tot het uiterste inspannen om hen een kwalitatief goed en waardig bestaan te geven. Dat verdienen ze ten volle. Het minste wat we kunnen doen als antwoord op hun liefde en genegenheid, is er op toe te zien dat ze de beste zorg krijgen die er is.

Tot de klinische kanker behoren een grote groep ziektes, die variëren in de gemiddelde leeftijd van de kat bij ontwikkeling van deze ziekten, snelheid van ontwikkeling, staat van cel differentiatie, diagnose mogelijkheden, opspoorbaarheid, indringendheid, uitzaai mogelijkheden, effect van en op behandelingsmethoden en prognose mogelijkheden. Kanker is een zeer algemene term waarmee alle soorten tumoren in het lichaam van een kat worden aangeduid. Een tumor ontstaat door celgroei doordat normale cellen zich doelloos en hardnekkig beginnen te delen. Het afweermechanisme van het lichaam werkt hier niet tegen, omdat dit lichaamseigen cellen zijn. Uit elke cel in het lichaam van de kat kan een tumor ontstaan, waardoor een kat in elk weefsel of orgaan aan tumoren kan lijden.

Tumoren worden goedaardig of kwaadaardig genoemd, afhankelijk van hun uiterlijk en de manier waarop ze groeien. Goedaardige tumoren groeien langzaam en zaaien zich niet uit naar de omringende weefsels. Ze zijn meestal minder ernstig dan de agressievere kwaadaardige tumoren. Deze hebben de neiging zich in de omringende weefsels uit te zaaien en zich te verspreiden naar andere, veraf gelegen organen.

Kwaadaardige tumoren op de huid gaan zweren of bloeden en raken geïnfecteerd. Bij de kat is bijna eenderde van de tumoren een lymfoom. Dit zijn tumoren die worden veroorzaakt door kankerachtige veranderingen van bepaalde cellen van het immuunsysteem. Lymfomen kunnen een deel van het kattenlichaam aantasten of een aantal delen tegelijk. Helaas sterven drie van de vier katten binnen een jaar na de diagnose. Ze kunnen ook samenhangen met leukemie of afwijkingen van het bloed. Deze vorm van kanker kan voorkomen in:

  • de zwezerik (thymus), dit orgaan ligt in de borstkas. Voornaamste klacht: ademhalingsproblemen zoals benauwdheid en hoesten. Deze vorm wordt met name gezien bij katten van rondom de 2 ½ jaar.
  • de darmen. Voornaamste klacht: afvallen en chronische diarree. Vaak is er ook bloedarmoede aanwezig. Met name katten van rondom 8 jaar krijgen deze vorm.
  • het beenmerg: de leukemische vorm. Verschijnselen: af en toe koorts, toename (verkankerde) witte bloedcellen in het bloed en tekort aan rode bloedcellen (bloedarmoede) . Meestal zijn de milt en lever vergroot.

de zogenaamde multicentrische vorm: alle weefsels die lymfeklierweefsel hebben worden aangetast. Verschijnselen: vergrote lymfeklieren, vergrote lever of milt.

Andere soorten tumoren die veel voorkomen bij katten zijn:

  • Huidtumoren
    Huidtumoren zijn tumoren die zich bovenop het huidoppervlak bevinden. Deze tumoren kunnen vaak via chirurgische ingrepen redelijk eenvoudig verwijderd worden. Doordat deze tumoren zich buiten het lichaam vertonen worden deze vaak al in een vroeg stadium ontdekt, waardoor de behandeling en overlevingskansen redelijk hoog zijn.
  • Tumoren in de zachte weefsels
    Het plaveiselcelcarcinoom van de neusspiegel en oorranden bij de kat zijn redelijk vaak voorkomende tumoren. Deze vorm van kanker ontstaat onder invloed van de ultraviolette stralen uit zonlicht en begint meestal als een zweertje bij één van de neusopeningen of oorranden en breidt zich dan uit in de omgeving. De tumor zien we bijna altijd op niet-gepigmenteerde delen van de neusspiegel of oorranden. Uitzaaiingen naar andere plaatsen in het lichaam komen nagenoeg niet voor. Bij een aangetaste neusspiegel bestaat de behandeling uit de chirurgische verwijdering hiervan. Dit is een redelijk verminkende operatie, alhoewel na genezing cosmetisch zeer acceptabel. Bij de aangetaste oorranden, welke te herkennen zijn aan de rode kleur, de verdikking en de onregelmatigheid van de vorm, bestaat de enige behandelingsmogelijkheid uit een volledige amputatie van de aangetaste oorschelp. Dit is dus een redelijk verminkende operatie.
  • Borsttumoren
    Melkkliergezwellen zijn de meest voorkomende gezwellen bij de kat. Ze zijn voelbaar als knobbeltjes onder de buik, in de buurt van de tepels. De aandoening wordt vooral gezien bij poezen. De dieren zijn vaak van middelbare leeftijd als de eerste knobbeltjes ontstaan. Hormonen spelen een grote rol bij het ontstaan van melkkliergezwellen. Daarom zullen katten die jong gesteriliseerd worden bijna nooit melkkliergezwellen krijgen. Daarentegen hebben poezen die niet gesteriliseerd zijn 25% kans op het ontwikkelen van deze tumoren. Het geven van extra hormonen (de poezenpil) doet dit risico nog eens flink toenemen. Daarom wordt vaak geadviseerd de poes al op jonge leeftijd te laten steriliseren en ze de poezenpil niet te geven. Het krijgen van een nestje kittens heeft gelukkig geen invloed op het ontstaan van borstkanker.
    Helaas is borstkanker bij katten in 80 % van de gevallen kwaadaardig, zeker bij oudere dieren die de poezenpil gehad hebben. De beste behandeling van melkkliergezwellen bestaat uit een operatieve ingreep. Bij dit soort tumoren geldt dat hoe eerder ze weggehaald worden, des te groter de kans op genezing is. Deze operatie zal enkel zinvol zijn als er nog geen uitzaaiingen zijn. Hierbij dient vermeld te worden dat in een vroeg stadium de uitzaaiingen niet gezien kunnen worden. Bij de operatie worden alle tepels met bijbehorende melkklieren ruim weggenomen.De vooruitzichten voor de poes na de operatie zijn afhankelijk van het soort gezwel dat is weggehaald. Een zinvolle uitspraak kan dan ook alleen worden gedaan als het weefsel wordt opgestuurd voor weefselonderzoek. Bij een goedaardig gezwel zijn de vooruitzichten goed. Bij een kwaadaardig gezwel is er altijd een kans op uitzaaiingen of op aangroei van het gezwel (als het niet geheel verwijderd was). Als er uitzaaiingen zijn dan zijn de vooruitzichten niet gunstig. Een genezing is dan niet mogelijk en de tijd die de kat rest zal niet heel lang zijn.
  • Mond- of orale tumoren
    Het plaveiselcelcarcinoom is de meest voorkomende tumor in de mondholte van de kat. Deze vorm van kanker komt met name voor bij katten met een leeftijd vanaf 11-12 jaar en wordt in gelijke mate gezien bij alle rassen. De tumor zit vaak aan de basis, dus de onderzijde, van de tong. De tumor kan echter ook op andere plaatsen in het slijmvlies van de mond optreden, waarbij het tandvlees en het kaakbot kan zijn aangetast. De symptomen, die kunnen variëren afhankelijk van de plaats in de mond en de uitgebreidheid van de tumor, zijn: wel of niet met bloed gemengd speekselverlies, moeilijk slikken, slechte adem, losse tanden of kiezen, niet meer willen eten en uiteindelijk gewichtverlies.
    In het beginstadium lijkt deze tumor op een plaatselijke ontsteking van het mondslijmvlies of het tandvlees. Het verschil met een “gewone” ontsteking, bijvoorbeeld als gevolg van een tandprobleem, is dan op het oog moeilijk te herkennen. In een wat later stadium gaat de kanker gepaard met weefselverlies en breidt zich agressief in de omgeving uit. Hierbij kan ook een verdikking van een deel van het kaakbot optreden. Uitzaaiingen treden meestal niet tot laat in de ontwikkeling van deze ziekte op, maar kauwproblemen, bijkomende ontstekingen en pijn leiden bij bijna al de patiënten tot de beslissing euthanasie. Helaas worden katten meestal in een te laat stadium van de ziekte bij de dierenarts aangeboden voor onderzoek. De tumor is dan al te groot voor verwijdering door middel van een beperkte chirurgische ingreep. Radicale kaakamputatie bij de kat wordt door steeds meer deskundigen gezien als een ingreep die leidt tot veel ongemak voor het dier en ethisch niet is te verantwoorden. Inmiddels lijkt steeds duidelijker te worden dat ook de behandeling door middel van chemotherapie en/of bestraling in zo’n vergevorderd stadium niet meer effectief is. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld hetzelfde type tumor, bij de neusspiegel van de kat. Vroegtijdig ontdekken van plaveiselcelcarcinomen in de mondholte van katten kan het begin zijn van een succesvolle behandeling voor de kat.
  • Bottumoren
    Bottumoren wijzen vaak in eerste instantie op artrose, verder kunnen zij zelfs tot botbreuken leiden. Röntgenfoto's kunnen bevestigen of het om een gewrichtsafwijking gaat of bijvoorbeeld om groeipijn of een bottumor. Meestal groeit dit soort tumoren bij de kat niet zo heel erg snel. Echter deze tumoren zijn vaak niet te verwijderen middels een operatie, waardoor de prognose niet altijd op de (middel) lange termijn goed is.
  • Tumoren in het spijsverteringsstelsel
    De symptomen duiden meestal op een obstructie van het spijsverteringskanaal (braken) of malabsorptie (gewichtsverlies, geen eetlust, diarree). Een lymfoom van het spijsverteringskanaal kan in elk gebied van de ingewanden voorkomen (maag, dunne darm of dikke darm) en een plaatselijke ziekte kan een enkele massa kankercellen of meerdere massa’s cellen omvatten. Bij klinisch onderzoek zijn tijdens het geneeskundig onderzoek door betasting en beklopping van het lichaam massa’s in de buik te vinden of vergrote lymfklieren.
  • Oorzaken
    Verreweg de meeste lymfomen bij katten worden veroorzaakt door feline leukemie. Normale cellen beginnen spontaan tumoren te ontwikkelen of tumoren groeien onder invloed van factoren als niet-geïdentificeerde virussen, chemicaliën of straling / zonlicht. Een verandering in het gedrag van één cel is genoeg om een tumor te doen ontstaan.

Algemene symptomen
De symptomen die wijzen op een tumor zijn afhankelijk van een reeks factoren, waaronder de grootte en de plek waar hij zit, in hoeverre hij de lichaamsfuncties stoort en of hij goedaardig of kwaadaardig is.Sommige tumoren, zoals die op de huid en de bek, zijn al in een vroeg stadium zichtbaar. Tumoren in het lichaam worden soms pas opgemerkt als ze al ver gevorderd zijn.

Diagnostiek.
Voordat kan worden begonnen met de behandeling van een tumor, is het van belang de tumor te typeren. Het nemen van een biopt is hierbij een belangrijk hulpmiddel. Dit betekent dat de dierenarts wat weefsel uit het proces wegneemt en dit laat onderzoeken door een patholoog. Let wel, het is belangrijk te beseffen dat zelfs met de modernste onderzoekstechnieken zeer kleine uitzaaiingen niet zichtbaar kunnen gemaakt worden.

Na typering van de tumor dient te worden beslist of en zo ja welk aanvullend onderzoek nodig is om het proces te stagneren. Door de typering van de tumor is in feite zijn biologisch gedrag bekend. Bij stagering (ontwikkelingsstadium) van een tumor hoort vaak ook een algemeen bloedonderzoek.

Volledige documentatie van de uitbreiding van het proces en de algemene klinische toestand van de kat is van groot belang om een succesvol en verantwoord behandelingsplan op te stellen. De soms noodzakelijke onderzoeksmethoden lijken kostbaar en tijdrovend, maar leveren essentiële informatie op om rationele beslissingen te kunnen nemen aangaande wel of niet behandelen van de kat en op welke manier de beste behandeling kan worden uitgevoerd. Op lange termijn zal dit tevens kostensparend kunnen zijn. Het is niet de behandelende dierenarts alleen die beslist of een bepaald onderzoek of behandeling wel of niet plaats moet vinden, maar deze beslissing dient in goed overleg te worden genomen. Zeker wat betreft de financiële aspecten ligt de uiteindelijke beslissing bij de eigenaar.

Behandelingsmethoden
Ter beschikking staande behandelingsmogelijkheden zijn:

  • Chirurgie:
    Vaak kunnen kleine tumoren / gezwellen door de dierenarts via een operatie weggehaald worden. Als de uitslag van de tumor bekend is kunnen we beoordelen of er een verdere behandeling moet gedaan worden of niet. Een van de aanvullende behandelingen kunnen: chemotherapie, bestraling en/of hormonale therapie zijn. In sommige gevallen is chirurgie niet mogelijk of is de tumor al uitgezaaid. Andere behandelingsmogelijkheden moeten dan overwogen worden.
  • Chemotherapie (behandeling met cytostatica);
    Deze mogelijkheid van behandelen is binnen de diergeneeskunde nog steeds een onderwerp waar geen consensus over bestaat. De belangrijkste groep patiënten die met chemotherapie worden behandeld zijn katten met maligne lymfoom (lymfeklier kanker). De bijwerkingen van deze middelen zijn over het algemeen gering en niet te vergelijken met die bij de mens, terwijl de resultaten hoopvol zijn. Succesvolle behandeling, dus met minimaal een significante levensverlenging, vindt op dit moment plaats bij o.a.:
    • adeno carcinoma van de dikke darm (in combinatie met chirurgie)
    • anaalzakcarcinoma (in combinatie met chirurgie)
    • bepaalde vormen van leukemie;
    • blaashalstumoren (overgangsepitheelcelcarcinoma)
    • chronisch lymfocytaire leukemie
    • gemetastaseerd hemangiosarcoom.
    • tumor van een bloedvat of milt
    • hersentumoren (in combinatie met chirurgie)
    • kwaadaardige lymfeklierkanker
    • mastocytoma graad II en mastocytoma graad III (in combinatie met chirurgie)
    • plasmaceltumor
    • plaveicelcarcinoma in de mondholte (in combinatie met chirurgie)
    • plaveicelcarcinoma van de neusspiegel bij de kat

Op dit moment is ook behandeling van katten met cytostatica, lijdende aan mammacarcinomen, hoopgevender. Verder kan worden gedacht aan de behandeling van dieren met hersentumoren.
Bij chemotherapie denken de meeste eigenaars dat hun huisdier erg ziek zal zijn en dat al het haar zal uitvallen. Kaalheid wordt alleen gezien bij de trimrassen en bij katten vallen meestal alleen de snorharen uit. Het uitblijven van die vervelende bijwerkingen is te wijten aan het feit dat lagere doseringen worden gegeven aan katten in vergelijking met de mens. Als er toch bijwerkingen optreden zijn de klachten het gevolg van het effect van de medicijnen op alle snel delende weefsels in het lichaam. De cellen van het beenmerg worden ook beschadigd waardoor bloedarmoede een van de klachten kan zijn. Het afweersysteem werkt ook minder waardoor de kat sneller last kan hebben van infecties. Bij niet tijdig ingrijpen kan dit tot de dood leiden.
Chemotherapie is meestal een therapie van lange duur. De kosten van zo’n therapie mag zeker niet onderschat worden, sommige behandelingen kunnen soms oplopen tot duizenden euro’s per jaar. De behandeling met chemotherapie bestaat meestal uit een combinatie van verschillende producten en verschillende toedieningswegen van behandeling. Er wordt zowel gewerkt met infusen en tabletten voor oraal gebruik.

  • Radiotherapie (bestraling);
    Hiervoor in aanmerking komende tumoren zijn o.a.: - plaveiselcelcarcinomen en fibrosarcomen, na operatieve verwijdering van een gedeelte van het orgaan, in het kop/halsgebied; - niet volledig te verwijderen mastocytomen in een extremiteit, waarbij pootsparende chirurgie gewenst is; - mastocytomen op andere plaatsen, die voorspelbaar niet volledig chirurgisch zijn te verwijderen; hierbij kan onderscheid worden gemaakt in pre- en postoperatieve radiotherapie; - sterk gelokaliseerde lymfomen; - perianale tumoren; - tumoren in de neusholte; radiotherapie zonder voorafgaande chirurgie is mogelijk bij tumoren < 2-3 cm3, anders is chirurgie vooraf noodzakelijk; - osteosarcoom van de distale radius, voorafgaand aan pootsparende chirurgie, bijvoorbeeld door vervanging van het aangetaste botdeel door een donorbot of kunstbot; - acanthomateuze epulis; - hersentumoren;
  • Hormonale therapie:
    Met hormonale therapie worden meestal therapieën aangeduid die trachten de pijn te verzachten. Bij hersentumoren komt er nogal wat vocht rond de tumor te zitten waardoor bij gebruik van corticosteroiden dit vocht sterk kan verminderd worden. Het dier gaat zich meer comfortabel voelen waardoor de kwaliteit van het leven sterk verbetert.
    Over het algemeen worden corticostroiden gebruikt in combinatie protocollen bijvoorbeeld ter behandeling van maligne lymfomen, leukemie en multiple myeloma. Gebruik van corticosteroiden om de pijn te verzachten vindt o.a. plaats bij tumoren van het centrale zenuwstelsel en inoperabel insulinoom. In het eerste geval zal de aanwezige ontsteking perifeer van de tumor worden geremd, waardoor druk op het omgevende weefsel afneemt en daarmee tijdelijk de klachten. In het tweede geval wordt gebruik gemaakt van de glucocorticosteroid werking, met als gevolg een verhoging van de glucoseconcentratie in het bloed.
  • Immunotherapie (stimulering van afweermechanisme eigen lichaam);
    Hiertoe behoren voornamelijk experimentele behandelingen.

Kankerpreventie.
Eerst en vooral is het heel belangrijk dat elk gezwelletje gelijk waar op of in het lichaam als een potentiële tumor moet aanzien worden. Neem nooit de “afwachten of het verder groeit en verder niks doen” houding aan. Hoe vroeger je een gezwel wegneemt of behandelt hoe beter het vooruitzicht voor uw dier. Een ander advies ter voorkoming van het krijgen van kanker is de bescherming van ongepigmenteerde, dun behaarde huidgedeeltes voor ultraviolet licht met een zonnebrandcrème met hoge beschermingsfactor.

De dierenarts zal ook een steeds belangrijker rol gaan spelen in de preventie van kanker door middel van voorlichting. Het uitgangspunt van iedere behandeling van de tumorpatiënt dient te zijn dat de kwaliteit van het nog resterende leven van de kat is gewaarborgd.

 

Kattenziekte - Panleukopenie

 

Net zoals andere dieren, kunnen katten ook vatbaar worden voor virusziekten. Eén daarvan is kattenziekte. In plaats van kattenziekte wordt tegenwoordig de term Panleucopenie steeds meer gebruikt. Kattenziekte of Panleucopenie is een verzamelnaam voor verschillende virusziekten die het maagdarmkanaal en de keelslijmvliezen aantasten. Al deze verschillende vormen hebben een overeenkomst en dat is dat bij een dergelijke infectie het aantal witte bloedlichaampjes drastisch verminderen. Dit is aan te tonen middels een bloedonderzoek. Deze witte bloedlichaampjes of leukocyten helpen bij de afweer tegen ziekten en sporen ziektekiemen op om ze vervolgens te vernietigen.

Het gevaar van kattenziekte is, dat vanwege het falende afweersysteem door deze infectieziekte, er zich andere infectieziekten manifesteren in het kattenlichaam (dit noem je een secundaire infectie). Het lichaam kan het niet meer aan en binnen 5 dagen kan deze ziekte dodelijk zijn en in heel ernstige gevallen zelfs binnen 24 uur. In de meeste gevallen treedt de ziekte op bij katten tot 2 jaar en vooral in herfst en winter. Eerst braakt de kat zeer heftig, alsof er sprake is van een vergiftiging, dan volgt er tot 41 graden koorts, moeizaam uitbraken van taai, groengeel slijm en de kat stinkt uit zijn bek. Soms heeft de kat een waterig tot bloederig en soms slijmerige diarree en droogt door vochtverlies snel uit, de tongrand is ontstoken en vaak zweren aan de tandwortel. De kat zit lusteloos bij zijn etensbakje, heeft veel speekselvloed en wil graag eten maar kan dat niet.

Wat is kattenziekte ?
Kattenziekte is een virusinfectie van het maagdarmkanaal bij kat-achtigen. Tevens tast het de afweer aan doordat de meeste witte bloedcellen doodgaan (panleucopenie). De symptomen zijn hoge koorts (vaak 40-41 graden), braken, bloederige diarree, uitdroging en heftige buikpijn. Zonder behandeling sterft meestal meer dan 90% van de besmette dieren. Bij kittens is de sterfte vaak 100%.

Is kattenziekte ernstig ?
Als een kat direct naar een dierenkliniek gebracht wordt, ligt de sterfte ondanks een optimale (langdurige en kostbare) behandeling vaak toch nog op 50-70%. Kattenziekte is daarbij de meest dodelijke virusinfectie bij de kat. De behandeling bestaat uit anti braakmiddelen en vochtinfusen vanwege de uitdroging door het braken en de diarree. Daarnaast is het dier zeer vatbaar voor bijkomende infecties en longontstekingen. Ten eerste omdat het virus bijna alle witte (afweer) bloedcellen doet verdwijnen en ten tweede omdat het darmslijmvlies zo wordt aangetast dat bacteriën uit de darm heel makkelijk het lichaam binnendringen.

Hoe stel je de definitieve diagnose ?
Bij sectie kun je een vermoeden krijgen dat er kattenziekte in het spel is, als het middelste derde deel van de dunne darm vuurrood ontstoken is. Echter ook andere aandoeningen kunnen hierop gelijkende beelden geven. De diagnose wordt definitief gesteld door weefselonderzoek (histologie) van darmen en lymfeklieren of via testen die het virus rechtstreeks aan tonen in diarree of bij het weefselonderzoek. Deze rechtstreekse testen zijn 100% betrouwbaar. Het weefselonderzoek kan de vermoedelijke diagnose aannemelijk maken.

Hoe wordt de ziekte overgebracht ?
De overdracht van het virus gaat via braaksel en de diarree. Het virus kan in de buitenwereld vrij lang besmettelijk blijven. Zonlicht doodt het virus. Vooral bij regenachtig en koud weer kan het virus zich snel over grote oppervlakken (plassen en grasvelden) verspreiden. Andere katten worden besmet doordat ze door de besmette plekken lopen en zich daarna wassen, of bijv. aan besmette grassprietjes knabbelen of uit waterplassen drinken. .

Lopen katten die niet buiten komen ook gevaar ?
Ook binnenkatten kunnen besmet worden omdat de baas het virus aan de schoenen meeneemt naar binnen. De besmettingskans voor binnenkatten is wel veel kleiner dan voor buiten rondlopende katten. Gezien echter de hoge dodelijkheid van een infectie is het niet erg wijs dit risico bewust te lopen.

Is niesziekte net zo iets als kattenziekte?
Niesziekte geeft heftige verkoudheidverschijnselen maar verloopt zelden dodelijk. Slechts een klein percentage blijft chronisch verkouden of krijgt als complicatie een soms dodelijke longontsteking. Niesziekte wordt veroorzaakt door virussen die meestal maar kort in de buitenwereld overleven. De meest voorkomende wijze van besmetting is via direct contact van kat op kat of door het proesten binnen één ruimte (of door het tuingaas)

Behandeling:
Het is belangrijk dat er zo snel mogelijk een dierenarts geraadpleegd wordt, zoniet sterft de poes door uitdroging. Als er snel gereageerd wordt heeft de poes een kans om er door te komen. Zo nodig zal er een vochtinfuus toegediend worden en de nodige medicijnen. In vergevorderde gevallen zal de poes bij de dierenarts moeten blijven tot ze voldoende hersteld is omop eigen krachten opnieuw te eten. Meestal zal na een paar dagen herstel optreden, en geneest het dier.

Hoe zit het met de inentingen tegen kattenziekte ?
Tegen kattenziekte moet voor het eerst geënt worden op een leeftijd van 9 weken. Daarvoor slaat een enting vaak niet aan omdat de afweerstoffen die het kitten van de moeder heeft meegekregen tot de leeftijd van 6 weken nog volop werken en de entstof "neutraliseren". Daarna verdwijnen deze van de moeder meegekregen afweerstoffen langzaam. De tweede enting (booster) moet 3-4 weken later plaatsvinden als de kat 12-13 weken oud is. De vaccinatie beschermt voor 1 jaar.

 

Kattenleucose(FeLV)

 

Oorzaak.
FeLV (Feline Leukemie Virus) is een door (retro)virussen overgebrachte vorm van kanker van het bloed- en immuunsysteem.
Besmetting treedt op door directe overdracht van het virus via het speeksel bij onderling likken, blazen of bijten. Daarnaast kunnen kittens via de placenta en de moedermelk geïnfecteerd worden.  Ongeveer 40% van de geïnfecteerde katten reageert met een effectieve afweerreactie, het virus wordt verwijderd en het dier is weer genezen. 30% van de geïnfecteerde dieren wordt latente drager; dieren die drager van slapende virussen (meestal in het beenmerg) zijn. Deze dieren kunnen bij verminderde weerstand of bij ziekte door andere oorzaak wel ziek worden. In de latentietijd worden ze niet gezien als een ernstig besmettingsgevaar voor andere katten. De laatste 30% van de katten wordt ziek met virusuitscheiding óf kan een persisterende drager worden: hierbij is het virus in het bloed aanwezig. Deze dieren hebben een zeer grote kans aan het virus te overlijden. Dit zijn ook de dieren die de infectie kunnen overbrengen, gedurende (meestal) 1 tot 16 weken nadat ze zelf zijn geïnfecteerd.

Verschijnselen.
Na vermeerdering van het virus zien we vaak een algehele lymfeknoopzwelling. Soms hebben de katten wat koorts en zijn loom. Daarnaast kunnen ze bloedarmoede ontwikkelen en hebben ze minder afweercellen waardoor ze andere (secundaire) infecties kunnen oplopen.
Persisterende dragers kunnen deze verschijnselen maanden tot jaren later ontwikkelen. Daarnaast kunnen bij deze dieren voortplantingsstoornissen optreden. Ook kunnen ze diverse soorten tumoren ontwikkelen.
Eigenlijk zijn de verschijnselen aspecifiek. Of ze aan FeLV zijn toe te schrijven is pas te zeggen als de diagnose is bevestigd.

Diagnose.
De diagnose wordt met zekerheid gesteld door bloedonderzoek.
Hierbij wordt met een specifiek antilichaam getest of (een specifiek deel van het kapsel van) het virus in het bloed van de kat aanwezig is.

Vaccinatie.
Vaccineren tegen deze ziekte gebeurd op 9 en 12 weken, daarna jaarlijks herhalen.

 

Hartaandoeningen bij de poes.

 

Hartaandoeningen zijn alle aandoeningen, die de structuur en de functie van het hart schaden. Het is een veelkomende aandoening bij honden, die bij meer dan één op de tien dieren voorkomt. Bij katten komt het voor als ze met veel overgewicht kampen, tevens komt het meer voor bij mannelijke katten.
De twee belangrijkste vormen van hartaandoeningen is een chronische aandoening van de hartkleppen en een hartspierweefselaandoening(HCM). In het eerste geval vermindert een lekkende hartklep de efficiëntie van het hart bij het pompen van bloed (dit is de meest voorkomende hartaandoening bij honden).

Bij hartspierweefselaandoening(HCM) leiden veranderingen in de hartspier tot minder effectief pompen van het hart. Hartspierweefselaandoeningen zijn de meeste voorkomende hartstoornissen bij katten. Hartaandoeningen ontwikkelen zich tot hartfalen wanneer het hart niet in staat is om genoeg bloed te pompen om de lichaamsweefsels te bevoorraden met voldoende zuurstof en voedingsstoffen.

In de zwarte cirkel
bovenin het plaatje, ziet u de mitralisklep (de belangrijkste plek bij honden) deze klep sluit zichzelf niet tijdens de hartslag. Deze gaat open en dicht. Als deze dicht zou moeten zijn (wat dus niet gebeurd) lekt er bloed doorheen. De pompwerking functioneert slecht. Hierover kunt u ook verdere informatie over vinden in elke boek over mensen met hartaandoeningen.

Belangrijk
de eerste symptomen van hartaandoeningen zijn wellicht niet overduidelijk maar ze worden duidelijker als de ziekte doorzet. Als u twijfelt, raadpleeg dan uw dierenarts.

Er zijn verschillende symptomen die zich kunnen ontwikkelen bij dieren met een hartaandoening:

  • Sloomheid en weinig kracht
  • Flauwte en inzinking
  • Zich niet goed kunnen bewegen
  • Moeite met ademen, bijvoorbeeld snel en piepen
  • Herhaaldelijk hoesten
  • Gezwollen buik
  • Verminderde eetlust
  • Gewichtsverlies
  • Gedeeltelijke verlamming van de achterbenen

U kunt natuurlijk zelf ook de hartslag controleren, voelen of deze regelmatig klopt. (voelen is niet hard drukken). Klopt deze onregelmatig of u vertrouwt het niet, laat dan uw dierenarts dit controleren.

Als hij/zij een hartafwijking vermoedt, kan hij/zij u aanraden een onderzoek te laten uitvoeren zoals:

  • Radiografie:
    Röntgenstralen kunnen verandering in grootte en vorm en positie van het hart aangeven, en tonen mogelijke ophopingen van vloeistof in de borstholte.
  • Electrocardiografie: (ECG)
    Deze techniek registreert elektrische stroomsterkte opgewekt door het hart om het ritme te bepalen en om andere informatie over de hartfunctie te geven.
  • Echocardiografie:
    Deze techniek gebruikt ultrageluid om de positie en beweging van de structuren in het hart te registreren en een misvorming bijvoorbeeld aan de hartkleppen aan te geven.
  • Metingen van de bloeddruk:
    Dit is niet zo gemakkelijk als bij mensen, maar er zijn instrumenten die dit bij honden en katten vereenvoudigen.

De meest voorkomende hartaandoening is de:

  • Hypertrofische cardiomyopathie (HCM)
    Hypertrofische cardiomyopathie (HCM) is op het ogenblik één van de meest voorkomende hartaandoeningen. HCM manifesteert zich op verschillende wijzen bij verschillende kattenrassen.
    Bij de Maine Coon is de ziekte tamelijk kwaadaardig, resulterend in een vroege dood. De ziekte is meestal niet aantoonbaar gedurende het eerste tot tweede levensjaar. Zij wordt duidelijk op een leeftijd van twee tot drie jaar en wordt ernstig op een leeftijd van drie tot vijf jaar. Katers hebben vaker een ergere vorm van de ziekte en sterven vaker aan de ziekte dan poezen.
    Wanneer deze katten één normale ouder en één aangetaste ouder hebben, dan hebben ze 50% kans om de aandoening te erven. Van de aangetaste katten zal een bepaalde groep nog geen tekenen van HCM vertonen op een leeftijd van één jaar. Wanneer één ouder van een kat HCM heeft, kan de kat die dit erft, vijf tot acht jaar of langer leven zonder enig symptoom te hebben.
  • echocardiografie als diagnose middel
    Dit is een beeldvormende techniek, waarbij het hart zichtbaar kan worden gemaakt. In eerste instantie wordt gekeken naar de wandbewegingen van het hart; hierna worden de kleppen bestudeerd. Tevens kan een grote thrombus (bloedstolsel) in de linker boezem worden gezien. Door het beeld stil te zetten, kunnen er metingen worden verricht. Het is gebruikelijk het kamertussenschot, de vrije kamerwand, de interne dimensie van de linker kamer en de linker boezem te meten. De cardioloog heeft als aanvulling hierop ook een Kleuren-Doppler tot zijn beschikking. Hiermee kan naar de bloedstroom worden gekeken. Elke hartafwijking heeft zo zijn eigen beeld. Zo is bij een "functioneel" geruis (geruis niet op basis van een hartafwijking) een normale bloedstroom te zien. Ook kan de stroomsnelheid worden gemeten. De ernst van een afwijking kan door deze toevoeging beter worden bepaald. Narcose is (normaliter) niet nodig.

Behandeling van HCM
Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen katten met symptomen en katten zonder symptomen. Beide dieren, met of zonder symptomen, kunnen beter binnenshuis worden gehouden. Bij deze katten zal overgewicht moeten worden voorkomen, omdat overgewicht een extra beroep doet op de pompfunctie van het hart. De katten moeten een voeding met een laag zoutgehalte krijgen en eventueel ondersteunende medicatie voor het hart. Het verloop van de ziekte kan sterk wisselen. Een her controle van het hart door middel van echo kan iets zeggen over de progressie. Is deze gering, dan kan de tussenliggende periode van controle langer worden. Is er sprake van hartfalen, dan moet dit worden behandeld. Er kan dan worden gekozen voor een waterafdrijvend middel, en/of een zogenaamde ACE-remmer. Deze laatste verlaagt de bloeddruk, waardoor het hart tegen een minder grote weerstand moet pompen. Katten die geen ziekteverschijnselen vertonen, kunnen soms nog zes jaar of langer leven zonder problemen te krijgen. Vertonen ze echter reeds symptomen, dan zal de overlevingstijd aanzienlijk korter zijn. Bij een aanval van thrombo-embolie is de gemiddelde overlevingstijd slechts twee maanden. Op het ogenblik bestaat er nog geen veilige behandelingsmethoden, chirurgische interventie kan binnen enkele uren na het ontstaan van de afsluiting worden overwogen. Anesthesie bij katten met een ernstige hartziekte kan echter moeilijk zijn. De effectiviteit van deze methode bij katten is niet bestudeerd. Thrombolytische therapie, een methode waarbij wordt getracht het stolsel op te lossen, is ook twijfelachtig. Dit kan de thrombus kleiner maken, maar echter niet genoeg om de bloedstroom naar de poten te herstellen. Thrombolytische therapie is erg effectief, maar ook erg duur en kan acute dood veroorzaken door reperfusie (het weer doorstromen). Deze methode lijkt niet veelbelovend in de diergeneeskunde.

Conclusie
Een normale echo bij een nog niet volgroeid dier sluit de diagnose HCM niet uit. Voor de Maine Coon betekent dit, dat HCM pas na enkele jaren door middel van echo kan worden uitgesloten. Bij een positieve familiegeschiedenis moeten katten met afmetingen op de grens als verdacht worden beschouwd. Er is geen 100% garantie dat een kat die is getest op HCM, dit ook inderdaad niet heeft of vererft. Het is een momentopname, maar er is op het ogenblik helaas nog geen betere manier.

Wil men meer zekerheid over de vraag of de katten waarmee men fokt vrij zijn van de erfelijke vorm van HCM, dan zijn meerdere generaties van geteste voorouders nodig. Het is van belang om een echocardiogram een aantal jaren te herhalen tot de kat een bepaalde leeftijd heeft bereikt. Hoe ouder de kat is, hoe waarschijnlijker men de ziekte bij een erfelijk belast dier kan aantonen. Een voordeel van testen door middel van een echo is dat men de kat "uit de fok" kan halen wanneer er tekenen van HCM zijn.

 

Heeft uw poes nierproblemen ?

 

Er is de laatste tijd iets vreemds met uw kat aan de hand. Haar vacht is dof, ze heeft weinig eetlust en ze drinkt en plast veel meer dan normaal. Verder is ze veel lomer dan normaal, en blijkt ze vermagerd.
Uw dierenarts heeft uw kat uitgebreid onderzocht en vastgesteld dat haar nieren slecht functioneren.

Leven met nierinsufficiëntie :
Veel katten hebben last van een verminderde nierfunctie. Chronische nierinsufficiëntie is zelfs de tweede meest voorkomende aandoening bij de kat. Gelukkig kan uw kat bij tijdige diagnose en met de juiste behandeling toch een prettig leven leiden. Het is daarom belangrijk dat u uw kat regelmatig door een dierenarts laat onderzoeken.

De werking en functie van de nieren :
Nieren zijn van levensbelang. Ze zorgen onder meer voor het reguleren van de vochthuishouding, het filtreren van het bloed en het in evenwicht houden van de chemische samenstelling van het bloed. De duizenden nefronen waaruit de nieren bestaan, voeren tezamen deze filtrerende taken uit. Als nefronen uitvallen, nemen andere nefronen in eerste instantie hun functie over. Hierdoor merken we niet meteen dat er een verminderd nierfunctioneren is.

Wat is nierinsufficiëntie?
Naarmate uw kat ouder wordt, neemt het aantal werkende nefronen af. Hierdoor hebben bijna alle oudere katten last van een verminderde nierfunctie. Deze vorm van chronische nierinsufficiëntie wordt ook wel chronische interstitiële nefritis genoemd. Ook andere factoren zoals verwondingen, infecties, tumoren en aangeboren afwijkingen kunnen de werking van de nieren verstoren. Chronische insusiffiëntie komt veel voor bij oudere katten (ouder dan zeven jaar), waar het zelfs de belangrijkste doodsoorzaak is. Katten met een nierfalen vertonen echter pas symptomen wanneer meer dan 70% van de nefronen is aangetast ! Het is daarom verstandig om uw kat regelmatig te laten onderzoeken door uw dierenarts. Op die manier kan nierinsufficiëntie tijdig worden vastgesteld.

Wat zijn de symptomen nierinsufficiëntie ? De volgende symptomen kunnen wijzen op nierinsufficiëntie :

  • overmatig plassen
  • overmatig drinken
  • weinig eetlust
  • doffe vacht
  • slechte conditie
  • gewichtsverlies
  • braken
  • zweertjes in de bek
  • diarree
  • lusteloosheid
  • anemie (bloedarmoede)

Het eerste symptoom dat vaak als gevolg van nierinsufficiëntie optreedt, is veel plassen. Dit komt doordat de nieren het vocht niet meer goed kunnen vasthouden. Het vele plassen compenseert uw kat door veel te drinken. Als uw kat om een of andere reden te weinig vocht inneemt, verergeren de symptomen. Het ureumgehalte in het bloed stijgt (niervergiftiging) en uw kat wordt hierdoor sloom en misselijk. Het gevolg is braken, waardoor uw kat nog meer uitdroogt. Wanneer geen actie wordt ondernomen, is de kans groot dat uw kat op korte termijn zal sterven. Anemie wordt veroorzaakt door een tekort aan een hormoon dat in de nieren wordt aangemaakt. Het hormoon zet het beenmerg aan tot de productie van rode bloedcellen. Een tekort aan dit hormoon als gevolg van falende nieren resulteert in een tekort aan rode bloedcellen en dus in anemie. Uw kat verzwakt hierdoor en heeft minder uithoudingsvermogen.

Is chronische nierinsuffiëntie te behandelen ?
Uw kat is voor de rest van haar leven nierpatiënt. Chronische nierinsufficiëntie is namelijk niet te genezen. Het is echter wel goed te behandelen ! Met de juiste medicijnen en een aangepast dieet kan uw kat een normaal leven leiden.

Wat doet de behandeling voor mijn kat ?
De behandeling vertraagt de ontwikkeling van chronische nierinsufficiëntie en verlicht de symptomen die als gevolg van deze ziekte optreden. Hierdoor verbeteren de levensverwachting én de levenskwaliteit van uw kat. U merkt snel veranderingen :

  • meer eetlust
  • gewichtstoename
  • glanzende vacht
  • minder plassen
  • minder dorst
  • betere conditie (actiever)

 

Niesziekte bij de kat

 

Is een besmettelijke aandoening van de voorste luchtwegen van de kat en lijkt op griep.

Ziekteverschijnselen:
Afhankelijk van de verwekker, de leeftijd en de weerstand van de kat kunnen de verschijnselen minder ernstig zijn (niezen met waterige neus- en ooguitvloeiing) tot zeer ernstig (sloom, koorts, slechte eetlust, niezen, hoesten, speekselen, etterige neus- en/ of ooguitvloeiing en zweertjes in de mondholte). Een enkel maal ontstaan zenuwverschijnselen, een hoornvliesontsteking, een abortus of een longontsteking.

Oorzaak:
Zijn verschillende virussen en daarbij kunnen bacteriën ook een rol spelen, zoals Chlamydia psittaci en Bordetella bronchiseptica. Het belangrijkst zijn de herpesvirussen en de calicivirussen.

Hoe raakt mijn kat besmet?
Contact tussen katten, maar ook contact met besmette materialen vormen de belangrijkste manieren van besmetting. Niesziekte komt met name voor op plaatsen waar katten intensief met elkaar in contact komen, zoals in pensions en op tentoonstellingen.

Is de kat éénmaal besmet geweest met één van de virussen die niesziekte veroorzaken, dan blijft de kat vaak levenslang drager van dit virus. Dat wil zeggen: de kat vertoont geen ziekteverschijnselen, maar kan wel andere katten besmetten. Zo kan een besmette moederpoes, zonder zelf ziekteverschijnselen te vertonen, kort na de geboorte de ziekte makkelijk overbrengen op haar kittens. Dit kan al op een leeftijd van één week tot ziekte bij de kittens leiden, ondanks de aanwezigheid van de antistoffen die ze van hun moeder hebben meegekregen. Ook kan een kat die drager is na een periode van stress weer ziekteverschijnselen gaan vertonen.

Wat doet een inenting tegen niesziekte?

  • Er bestaat geen inenting tegen alle virussen en bacteriën, die niesziekte kunnen veroorzaken.
  • Tegen de calicivirusstam van de entstof ontstaat een goede en langdurige bescherming. Maar in het veld zijn vele nieuwe varianten van deze stam waartegen de inenting geen goede bescherming geeft.
  • Tegen het herpesvirus van de kat wordt door de inenting een goede bescherming voor maar ongeveer vier maanden verkregen.
  • Niet kan worden voorkomen dat de kat drager wordt. Dat wil zeggen: de kat vertoont geen ziekteverschijnselen, maar kan wel besmet raken en weer andere katten besmetten.
  • Een kat, die voor de inenting al drager is, blijft ook na de inenting andere katten besmetten.

N.B. Bij het niesziekte vaccin wordt niet zoals bij het menselijke griepvaccin een jaarlijkse "update" van de rondwarende virussen gemaakt.

Wat te doen bij niesziekte?

  • Rust in een warme, goed geventileerde ruimte.
  • Zorg dat de kat voldoende vocht binnen krijgt. (Visbouillon of water met koffiemelk.)
  • Geef zeer smakelijk, zacht, voedsel, dat sterk geurt. (Een zieke kat, die door een verstopte neus niet kan ruiken of door de zweertjes in de mondholte eten te pijnlijk vindt, heeft geen eetlust.)

Wanneer met niesziekte naar de dierenarts?

  • Als de kat slecht eet of loom is.
  • Met jonge katjes en verzwakte oudere dieren, want dan is de kans op een ernstige longontsteking groter.
  • Bij een etterige neus- en/ of ooguitvloeiing. Dit wordt door een bacterie veroorzaakt en daar helpen medicijnen tegen.

Is jaarlijks inenten zinvol?
Het is zeker zinvol katten, zelfs die die thuis blijven, tegen niesziekte in te enten. dat kan al vanaf 6 weken met een herhaling op 9 of 12 weken, en nadien jaarlijks.

 

 

Oogziekten bij de kat:
 

Conjunctivitis

Wat is het?
Conjunctivitis is een ontsteking van het bindvlies van het oog. Dit is de binnenbekleding van de oogleden. Bij de meeste van onze huisdiersoorten is er ook nog een “derde” ooglid te zien, in de binnenhoek van beide ogen (het “knipvlies”). Ook dit laatste bestaat uit bindvlies en doet dus ook mee in geval van ontsteking van het bindvlies.

Wat zien we?
Kenmerken van een ontsteking zijn zwelling, roodheid, warmte en pijn. Bij conjunctivitis worden dus de conjunctivae (het bindvlies dus) rood, gezwollen en zijn soms pijnlijk of jeuken (figuur 1). Vaak is er sprake van een pussige ooguitvloeiing. Soms wrijven de dieren met hun poten over de ogen of met hun kop langs voorwerpen zoals bijvoorbeeld een mat. Indien het een pijnlijke ontsteking is zullen ze het aangetaste oog geheel of gedeeltelijk dichtknijpen.

Hoe ontstaat het?
Onze huid en dus ook de bindvliezen van de ogen vormen een natuurlijke barrière tegen binnendringende ziekteverwekkers als bacteriën en virussen. Ziektekiemen kunnen op de ogen terechtkomen. Als de patiënt verminderde weerstand heeft of wondjes, veroorzaken zij problemen De ziektekiemen krijgen de kans om “aan te slaan” en de patiënt ziek te maken. Bij verminderde of veranderde weerstand kunnen ook reacties van het bindvlies optreden door invasie van ziekteverwekkers, of soms zelfs door iets waar je allergisch op reageert (pollen, schilfers, stuifmeel etc., (zie figuur).

Niet ieder “rood” oog is een ontsteking!
Bij aandoeningen die ernstiger zijn dan een simpele conjunctivitis zien we in eerste instantie ook conjunctivitis verschijnselen (zwelling, tranenvloed, roodheid, pijn). Echter bij beschadigingen aan het hoornvlies of zelfs van nog diepere delen van het oog is het geven van alleen een zalfje of druppel absoluut onvoldoende. Bij glaucoom, een zeer bedreigende verhoogde oogboldruk, zal de hond in eerste instantie alleen wat rode conjunctivae hebben. Dit is echter een spoedgeval!

Wanneer naar de dierenarts?
Uit het voorgaande blijkt al dat eigenlijk iedere afwijking aan een oog door de dierenarts moet worden beoordeeld. Het is vaak heel moeilijk om de juiste diagnose te stellen, en hier is toch wel kennis voor nodig. Sommige oogziekten beginnen onschuldig maar hebben een snel en ernstig verloop. Bedenk dat je maar 2 ogen hebt! Voor u van belang om te onthouden zijn de volgende punten.

  • Dichtknijpen van een oog
  • Over het oog wrijven of langs objecten wrijven
  • Rode, gezwollen bindvliezen
  • Bloedvaatjes die over het hoornvlies lopen
  • Meer tranen dan voorheen
  • Pustuleuze ooguitvloeiing
  • Korsten in de ooghoeken of op de oogleden
  • Dikke oogleden
  • Waas op het hoornvlies
  • Lichtschuw zijn
  • Verminderd gezichtsvermogen
  • Bollere ogen dan normaal

Bij al deze zaken doet u er goed aan om de dierenarts te bellen. Een krab over het oog of een doorn in de oogbol zijn spoedgevallen!

Bij een fatsoenlijk oogonderzoek hoort naast het zorgvuldig inspecteren van de oogbol, de oogleden en de binnenzijde van het knipvlies, ook een meting van de traanproductie (Schirmer Tear Test; m.b.v. een paar simpele papierstrookjes) en een fluoriscine kleuring ter controle van beschadigingen van het hoornvlies.

Behandeling van conjunctivitis
Zoals al gesteld, zijn er meerdere oorzaken voor het krijgen van een conjunctivitis. De meeste vormen zijn te verhelpen met óf een antibioticum óf een combinatie van een antibioticum met corticosteroïden. Deze laatste medicijnen mogen alleen worden toegediend nadat een dierenarts heeft vastgesteld d.m.v. fluoriscine kleuring dat er geen beschadiging van het hoornvlies is. Bijna alle oogmiddelen zijn of als zalf of als druppel te verkrijgen. Bij extreem etterende ogen moeten deze voor toediening van de medicijnen worden gereinigd, bijvoorbeeld met fysiologische oplossing.

Zalven dient men toe door een streepje zalf op de oogbol aan te brengen, waarbij de hand met de tube op de kop van de patiënt steunt: beweegt deze plotseling, dan beweegt je hand mee, en prik je hem/haar niet in de oogbol. Druppels dienen te vallen, waar bij de kop omhoog wordt gehouden en het onderste ooglid open wordt gesperd. Indien de druppel aan het tuitje van het flesje hangt en ook het oog raakt is de inhoud van het flesje besmet.

De meeste zalven en druppels moeten zo vaak als maar kan, maar minstens 5 x per dag, worden toegediend. Dit omdat de contacttijd van het product met het oog maar zo kort is. Een aangebroken verpakking is meestal een maand houdbaar. Op de verpakking dient te staan hoe het product bewaard moet worden.

Hoornvliesproblemen
Het hoornvlies is het transparante gedeelte van de voorkant van de oogbol. Hierdoor kan de kat zijn omgeving zien en kunt u in het kattenoog zien, waarvan de gekleurde iris de vorm van zijn pupil bepaalt.

Oorzaken

  • Hoornvliesoedeem:
    Dit kan worden veroorzaakt door elke ziekte of verwonding die de structuur aantast van het hoornvlies en het proces waarbij er water uitvloeit om het helder te houden. Alle kleine katjes hebben troebele oogjes als hun oogleden open gaan. Het is normaal dat de hoornvliezen dan niet kristalhelder zijn.
  • Zwerend hoornvlies:
    Oorzaken van deze aandoening kunnen zijn verwonding van het hoornvlies door bijvoorbeeld de aanwezigheid van een vreemd voorwerp, door een naar binnen gekeerd ooglid, trauma door uitdroging door onvoldoende traanvocht, een bacteriële infectie maar ook een kattenkrab ten gevolge van een gevecht met een andere kat.
  • Hoornvliesontsteking:
    De voornaamste oorzaken zijn infectie, bijvoorbeeld door bepaalde virussen of bacteriën, en verwonding. Het kan ook het gevolg zijn van een andere oogaandoening, zoals uveïtis.

Algemene symtomen

  • troebelheid van het hoornvlies
  • toegenomen traanproductie
  • overmatig knipperen
  • afkeer van fel licht
  • een rood, ontstoken oog
  • de randen van een zweer op het hoornvlies kunnen zichtbaar zijn, al zijn de meeste zweren niet te zien zonder het gebruik van speciale hulpmiddelen

Epifora (tranenvloed)
Tranen worden afgescheiden door klieren in het weefsel rond de oogbol en worden afgevoerd door de traanbuis. Deze staat in verbinding met de neus en heeft een opening in de oogleden, in de binnenhoek van het oog. Epifora treedt op als de normale afvoer van tranen wordt verhinderd waardoor de tranen op het gezicht terechtkomen.

Oorzaken
De traanbuis of de openingen aan de binnenhoek van het oog kunnen misvormd zijn waardoor een normale afvoer van tranen onmogelijk is. Het is ook mogelijk dat de buis of de openingen dichtslibben of geblokkeerd raken als de kat ouder wordt als gevolg van infectie van de traanbuis, een vreemd voorwerp, overmatige slijmophoping of een verwonding aan de kop.

Algemene symptomen

  • een constant tranend oog
  • donkere traanvlekken op de vacht bij de binnenste ooghoek
  • een rood, pijnlijk, tranend oog als de blokkering van een traanbuis komt door een infectie die tot conjunctivitis heeft geleid

Uveïtis (irisontsteking)
De uvea is een doorlopende laag weefsel binnen de oogbol van een kat, die het netvlies omhult en waar de gekleurde iris een deel van is.
Uveïts is een ontsteking aan de uvea.

Oorzaken:
Uveïtis kan allerlei oorzaken hebben, waaronder verwonding, kanker, afwijkingen van het immuunsysteem zoals feline immunodeficiëntie, feline infectueuze peritonitis en feline leukemie.

Algemene symptomen

  • een rood oog
  • een verkleinde pupil
  • troebelheid binnen het oog: de iris lijkt niet scherp te zijn
  • verandering van de kleur van de iris doordat er zich bloed in ophoopt
  • toegenomen traanproductie, overmatig knipperen en lichtschuwheid
  • troebelheid van het hoornvlies

 

Oormijt bij hond en kat

 

Inleiding
“Oormijt” is een probleem dat zowel bij jonge honden als katten een belangrijke rol speelt tijdens en net na de nestperiode. Het wordt veroorzaakt door mijten, Otodectes cynotis, die alleen via direct contact tussen dieren overdraagbaar zijn en die zeer besmettelijk zijn. Infectie met deze langpotige mijten kan leiden tot een overgevoeligheidsreactie bij het besmette dier, hetgeen ernstige jeuk tot gevolg heeft.
Bij mensen heeft besmetting meestal tot gevolg dat er kleine, jeukende bobbeltjes op de armen en de buik komen. Dit gebeurt echter alleen na langdurig intensief contact met een besmet dier, bijvoorbeeld kinderen die hun puppy of kitten langere tijd op de armen hebben gehouden. Een Amerikaanse dierenarts heeft bij wijze van experiment 2 oormijten in zijn gehoorgang geplaatst. Hij kon de mijten voelen en horen lopen in de gehoorgang. Het oor begon te jeuken en werd zeer pijnlijk. ‘s Nachts werden de pijn en jeuk zo ondraaglijk dat hij niet kon slapen. Dit duurde meer dan een week, waarna de klachten verminderden. Let wel, hij had 2 mijten, de meeste huisdieren hebben er tientallen, zoniet honderden!!

Wat ziet u :

  • Uw huisdier kan met zijn hoofd schudden
  • Veelal ziet u veel donkerbruine smeer in de gehoorgang
  • Het dier krabt veel aan zijn oren
  • Er kunnen wonden aan de oorschelpen ontstaan

Diagnose
De dierenarts zal de diagnose stellen aan de hand van de klachten en een onderzoek van de gehoorgang. Meestal kan hij met de oorspiegel de mijten zien lopen, soms moet je wat oorsmeer onder de microscoop bekijken. Pas op! Je mag de zaken niet omdraaien: als je oormijten hebt, dan heb je veel oorsmeer, maar als je veel oorsmeer hebt hoef je geen oormijt te hebben! (zie ook mijn andere artikel over oorproblemen).

Therapie :

  • Oren spoelen met water totdat er geen smeer meer in de gehoorgangen aanwezig is
  • Injectie met een medicijn kan al voldoende zijn
  • Bepaalde oorzalven zijn mijtdodend
  • Soms is de jeukte zo erg dat daar ook een behandeling moet voor gegeven worden
  • Meestal verdwijnen de klachten snel.

 

Oorontsteking bij de kat

 

In het oor van de hond en de kat leven meerdere micro-organismen naast elkaar. Dit zijn naast de normale bacteriën die op de huid van alle levende wezens leven, gisten en ook wel schimmels. Normaal gesproken leven deze in een nauw evenwicht en zijn er geen problemen. Bij oorontsteking is dit evenwicht evenwel verstoord. Eén of meer van deze micro-organismen heeft de overhand gekregen en is gaan woekeren. De verstoring van het evenwicht kan onder andere optreden na een oormijt infectie. Dit zien we vooral bij jonge dieren.
Door de verstoring van het evenwicht produceert het dier meer oorsmeer. Dit is nu weer een prachtige voedingsbodem voor micro-organismen. Zij kunnen nu het gehele oor gaan overwoekeren en er is sprake van een infectie die gepaard gaat met een ontsteking. Aanvankelijk is alleen het buitenoor (= de uitwendige gehoorgang) aangetast, maar het kan leiden tot middenoorontsteking of zelfs hersenvliesontsteking. Een oorontsteking geeft in ieder geval veel ongemak, en kan ook leiden tot ernstige complicaties als bijvoorbeeld doofheid of hersenverschijnselen.

De verschijnselen
Uw huisdier gedraagt zich anders; meestal zien we veel krabben aan het aangetaste oor en/of veel schudden met het hoofd. Vaak houden zij het hoofd schuin naar de aangetaste zijde. Sommige schuren met de kop over de grond of langs stoelen of de bank. Hoe ernstiger de ontsteking, hoe ernstiger de verschijnselen. Soms zijn er zelfs evenwichtsstoornissen, toevallen of dwangbewegingen. De oren kunnen rood, warm en gezwollen zijn. Soms zelfs overgevoelig. Uw huisdier ontwijkt aanraken van het hoofd, piept als u bij zijn/haar oren in de buurt komt met aaien. Er zit veel oorsmeer in de gehoorgang, waardoor dit ranzig ruikt. Soms is er zelfs groene pus te zien. Op de oorschelpen kunnen abcessen en zweren ontstaan.
De rand van de gehoorgang en de huid onder de gehoorgang kan bedekt zijn met kleverige, etterende afscheiding. Bij zeer ernstige gevallen zien we dat het oor dik wordt en bedekt raakt met knobbels.

De oorzaak
Waardoor raakt nu het evenwicht in het oor verstoord?
De belangrijkste factoren zijn:

  • De vorm van het oor: dieren met hangende en/of zeer harige oren hebben een verhoogde kans op oorontsteking
  • Een verhoogde vochtigheid; na zwemmen, maar ook bij broeierig weer kunnen bacteriën zich snel en makkelijk vermenigvuldigen.
  • Het oor kan geïrriteerd raken na een bepaalde behandeling, zoals bijvoorbeeld het al te enthousiast verwijderen van haren uit de gehoorgang, verwijderen van oorsmeer, het schoonmaken met natte wattenstaafjes of het gebruik van irriterende (huis-tuin en keuken) middeltjes in het oor
  • Een verminderde weerstand; zoals bij alle infectieziekten hebben dieren met een verminderde algehele weerstand een verhoogde kans op ontstekingen, dus ook op oorontsteking. Te denken is hierbij aan oude of juist jonge dieren.

De diagnose
Indien uw huisdier een of meerder van bovenstaande verschijnselen heeft is het raadzaam om een dierenarts te raadplegen. Deze kan naar alle waarschijnlijkheid een diagnose stellen. Tevens, en dit is nog veel belangrijker, dient hij te controleren of de trommelvliezen nog intact zijn. Dit is een absoluut vereiste voordat men medicijnen of oorcleaner in de gehoorgang druppelt. ALLES BEHALVE WATER IS GIFTIG voor het middenoor, en dat is bij een beschadigd trommelvlies vrij toegankelijk. Als de dierenarts niet kan zien of het trommelvlies intact is, komt dit doordat er teveel oorsmeer in de gehoorgang zit. Dit dient dan eerst verwijderd te worden door het oor grondig te spoelen met water (niet met oorcleaner, want we weten nog niet of het trommelvlies intact is!). Soms moet hiervoor de patiënt even onder narcose gebracht worden.

De behandeling
Zijn de trommelvliezen intact dan kan er met een therapie gestart worden. Bij een simpele oorontsteking kan men meestal volstaan met wat oorzalf. Is er ook sprake van een middenoorontsteking, dan zullen er ook tabletten bij komen. Komt de ontsteking regelmatig terug dan kan uw dierenarts overwegen om monsters uit de gehoorgang te nemen en hieraan laboratoriumonderzoek te doen. Bepaald kan dan worden welk organisme verantwoordelijk is voor de ontsteking, en waar het precies gevoelig voor is.

Wat kunt u verwachten?
Minder jeuk en schonere oren, al na enkele dagen. Krabben en schudden wordt minder, de geur neemt af.
De eerste dagen komt er meer vuil uit de oren. Eerst moet de overtollige hoeveelheid oorsmeer verwijderd worden.

Conclusie:
Oorontsteking: zo snel mogelijk behandelen
Een milde oorontsteking die onbehandeld blijft, kan ernstige complicaties hebben. Er kunnen chronische problemen ontstaan, er kan middenoorontsteking ontstaan, er kunnen zelfs hersenverschijnselen bij optreden. Al deze complicaties zijn natuurlijk een stuk moeilijker te behandelen. De dierenarts kan een (buiten)oorontsteking snel en doeltreffend behandelen, met de minste kans op complicaties. Het is af te raden en zelfs medisch gezien onjuist om zonder grondige inspectie van de trommelvliezen iets anders dan water in de gehoorgang te stoppen. Pas nadat de dierenarts dit heeft gecontroleerd kan men veilig medicijnen toedienen of met cleaner aan de slag gaan.

 

Suikerziekte bij katten

 

Algemeen
Suikerziekte is geen zeldzaam verschijnsel bij katten, Je treft dit het meest aan bij oudere katten (10jr. & ouder) en zwaarlijvige katten. Suikerziekte wordt veroorzaakt doordat het lichaam (de alvleesklier) te weinig insuline aanmaakt, insuline is een hormoon wat er voor zorgt dat het lichaam de suiker op een juiste manier kan opnemen. Doordat het lichaam de suiker niet kan opnemen gaat de kat zich erg beroerd voelen en krijg je een verhoogde concentratie suiker in het bloed. het lichaam gaat als gevolg de suiker via de urine 'lozen' wat meer plassen en dus ook meer drinken tot gevolg heeft. Bovendien zal de kat door het enorme suiker tekort in zijn organen meer gaan eten.

Symptomen

  • veel drinken
  • veel plassen
  • honger
  • vermageren
  • braken

De behandeling:
Meestal wordt eerst gekeken of de urine een verhoogde concentratie suiker bevat De definitieve diagnose wordt gesteld wanneer een te hoog glucosegehalte in het bloed wordt aangetoond. Is dit het geval dan zul je je kat moeten gaan behandelen met insuline zodat de suiker weer door het lichaam wordt opgenomen. Je zult hiervoor in het begin een aantal malen naar de dierenarts moeten zodat hij de juiste hoeveelheid insuline kan bepalen. Katten kunnen alleen met een injectie behandeld worden wat iedere dag ( zeer belangrijk! ) op het zelfde tijdstipt dient te gebeuren. Regelmatige controle door een dierenarts blijft gedurende het hele leven van de kat nodig (meestal een keer per jaar).

 

Tandproblemen bij de kat:

 

Gebitsproblemen komen zeer veel voor bij honden en katten. Uit een recent onderzoek blijkt dat bij de kat 29 % van alle klachten waar de dierenarts mee geconfronteerd wordt, gebitsproblemen zijn.

Bij de hond ligt dit nog iets hoger, namelijk 31 %. Kortom bijna 1 op de 3 dieren heeft last van zijn gebit. Bij dieren ouder dan 3 jaar is dit opgelopen tot 85 % van de honden en katten. Kortom, de meeste huisdieren hebben dringend gebitsverzorging nodig. De gebitsproblemen bij de jonge hond en kat vallen in 2 groepen uiteen: problemen met de elementen (="tanden)" zelf, of problemen met het parodontium (dit is het tandvlees, het bot en de structuren waarmee het element verankerd zit).  Tandsteen begint met tandplaque dat zich vasthecht in de hoek tussen het huidflapje en het glazuur van de tand. Onder dit flapje blijven etensresten e.d. zitten. Hieruit ontstaat tandplaque. Deze tandplaque mineraliseert langzaam tot tandsteen,

En dit laatste is vijand nummer 1 van het gebit. Als gevolg van dit tandsteen gaat het huidflapje steeds losser zitten, waardoor dit uiteindelijk niet meer tot over het glazuur zit, en een deel van de wortel komt bloot te liggen. Deze wortel is vele malen minder hard en sterk dan het glazuur en is dan ook al snel rot. Ook  het tandvlees trekt verder terug naar beneden waardoor de tanden los komen te zitten. En uiteindelijk vallen de tanden uit. Dit is een proces waarover jaren gaan, en waarbij ook veel reukhinder vanuit gaat. Plezierig is anders.

Er zijn een aantal factoren die het ontstaan van tandplaque versnellen: Kleine rassen (poedels, yorkshire terriër, maltezer) en honden met een korte snuit (pekingees, shit-tzû etc) hebben door de vorm van hun snuit meer en eerder problemen.  Afwijkende stand van de tanden werkt het in de hand.  De hoeveelheid mineralen in het speeksel is erfelijk bepaald: meer mineralen betekent meer plaque, en zoet voedsel werkt tandbederf in de hand.

De belangrijkste klachten waarmee de dierenarts geconfronteerd wordt zijn:

  • Blijvend slechte adem
  • Chronische tandvleesontsteking
  • Loszittende elementen, tandverlies
  • Pijnlijke, gevoelige mondholte
  • Neusuitvloeiing, niezen
  • Kauwproblemen
  • Belangrijker echter nog zijn de gevolgen voor de rest van het lichaam en de algemene gezondheid van het dier. Dierenartsen noemen dit de systemische gevolgen. Via de opening langs de tandhals en wortel kunnen allerlei bacteriën het lichaam binnendringen. Er is als het ware een barrière verdwenen. De gevolgen hiervan kunnen ontstekingen zijn in de lever, de nieren, het verdere spijsverteringsstelsel en zelfs het hart. Op al deze plaatsen kunnen dan bacteriën vastlopen en voor ontstekingen zorgen.

Kortom, regelmatige gebitsverzorging is van groot belang om aandoeningen te genezen en te voorkomen.


Wat kunt u doen?
Uw huisdier heeft nog geen problemen? Dan is goed en regelmatig poetsen van belang. Hiermee verwijdert u de plaque en zal er minder snel tandsteen ontstaan. Dring er bij uw dierenarts op aan, tenminste als hij dit niet al zelf doet, dat hij het gebit bij iedere controle goed inspecteert. Raadpleeg uw dierenarts indien u denkt dat er iets niet in orde is met het gebit van uw huisdier.

Uw huisdier heeft al tandplaque of tandsteen?
Laat dit professioneel reinigen door uw dierenarts, het beste is om het ook nog te laten polijsten, zoals uw eigen tandarts dat ook bij u doet na tandsteen verwijderen. Vervolgens weer regelmatig poetsen en goed controleren. Verder zijn bij de dierenarts ook speciale kauwstrips verkrijgbaar. Deze bevatten speciale enzymen die plaque helpen oplossen. Tevens heeft hij speciale brokken die de tanden reinigen. Zelfs bestaat er een vloeistof die in het drinkwater kan gemengd worden om tandplaque te voorkomen. Uw dierenarts kan er meer over vertellen.

Samenvattend
Het is dus niet alleen bij mensen van het allergrootste belang om een gezond en gaaf gebit te houden. Ook onze huisdieren leven steeds langer, en moeten dus langer met hun gebit uitkomen.

Controleer zeker bij de opgroeiende hond en kat regelmatig zijn/haar gebit, niet alleen op het voorkomen van tandsteen, maar ook op het ontbreken van tanden. Let erop of alle tanden, melk- zowel als blijvende tanden, goed en op de juiste plek doorkomen. Laat bij twijfel de dierenarts het even controleren.

 

Tandvleesontsteking:

 

Er zijn nogal eens wat huisdieren die te kampen krijgen met tandvleesproblemen, waarvan een ontstoken tandvlees wel het meest voorkomt. Vooral de kat is nogal eens slachtoffer van ontstoken tandvlees. Als deze aandoening niet goed behandeld wordt, dan kan dat grote problemen veroorzaken voor het dier. Het gebit kan los gaan zitten en er zelfs uit vallen of eruit getrokken moeten worden, er kunnen zich pijnlijke abcessen vormen en er kan zelfs nierontsteking ontstaan. Dat is mogelijk omdat de bacteriën zich vanuit het tandvlees of kaakgebied kunnen verslepen via de bloedbaan naar de nieren en daar de nier infecteren.

Een tandvleesontsteking is te herkennen aan een vuurrode en soms roodblauwe rand op de plek waar het tandvlees tegen de tanden of kiezen aanligt. Een grote boosdoener hiervan is tandsteenvorming. Dit duwt het tandvlees ietsje opzij en dan ontstaat er een ruimte waar voedselresten en bacteriën in gaan zitten. Een andere mogelijkheid is dat er een visgraatje of een botsplintertje in het tandvlees gestoken heeft, waardoor er een wondje ontstaat en deze op zijn beurt wordt geïnfecteerd.

In de reguliere diergeneeskunde wordt een tandvleesontsteking meestal behandeld met antibiotica. In bepaalde gevallen geneest de ontsteking maar heel vaak zien we dat het probleem alleen maar onderdrukt wordt en dan later weer de kop op steekt. Zo kan een dier vrij veel antibiotica binnenkrijgen zonder dat de kwaal geneest maar met het gevolg dat de darmflora flink wordt aangetast. Behalve een tandvleesontsteking krijgt een dier dan ook nog eens een maagdarmaandoening en is dan nog zieker geworden. Dat moet natuurlijk altijd voorkomen worden. Laat daarom het tandsteen tijdig verwijderen zodat de tandvleesontsteking een kans heeft om te genezen met een korte antibioticakuur.

Verder kan er ook preventief gewerkt worden zoals aangegeven bij gebitsverzorging, en ook door een speciale preventieve voeding te geven. Je dierenarts zal je daarover inlichten!

 


Vlooien bij de kat.


De grootste nachtmerrie van iedere kattenbezitter is waarschijnlijk een vlooienplaag, De vlo is een hardnekkige parasiet die zich razendsnel vermenigvuldigd en zich niet zo heel gemakkelijk laat verdelgen. (de stelling is: zie je een vlo op je kat Dan heeft ie er 10, zie je er 10 dan heb je gezien z'n voortplanting snelheid een heuse plaag ! Vlooien zijn er in 2 soorten: de hondenvlo & de kattenvlo die ondanks hun "voorkeur" op zowel de kat als hond voor kunnen komen. En ook al "woont" deze parasiet het liefst op Uw huisdier bij een eventuele tussenstop op U zal hij het niet laten ook U te bijten !

Wat doen vlooien
Vlooien zijn eigenlijk voortdurend opzoek naar een gastheer bij wie ze zich vol kunnen eten, De verzadigde vlo kan in de eerste levensfase al tot 50 eitjes per dag leggen. Dankzij de gladde vacht van de kat vallen al die eitjes op de grond (en verders overal waar Uw kat komt) Na 3 a' 4 dagen komen uit de eitjes larfjes van een halve centimeter lang die zich zo snel mogelijk in alle hoeken, spleten en gaten zullen verstoppen. Na 2 tot 3 weken verpoppen zich deze larfjes en hier uit komt een nieuwe vlo, De periode dat de vlo in een cocon zit kan afhankelijk van temperatuur en luchtvochtigheid tot wel een jaar duren.

Hoe kom je eraan ?
Vlooien krijgt U meestal als U huisdier regelmatig buiten komt en dus "besprongen" word door vlooien die zich vervolgens in U behaaglijke woning fijn gaan vermeerderen maar U kunt ze ook zelf mee naar huis nemen als U bijvoorbeeld bij kennissen bent geweest en bent gaan zitten op een plaats waar eitjes liggen. Want in tegenstelling tot de gladde vacht van een kat biedt U het eitje wel enige "houvast"

Hoe kom je er vanaf ?
De bestrijding van vlooien heeft meer om het lijf dan alleen vluchtig met een spuitbus door de verschillende vertrekken gaan. Nee, voor het bestrijden van vlooien dient U een goed plan te maken zo zult u kasten, laden, kleding, beddengoed etc mee moeten nemen en ook de kat grondig moeten behandelen en in sommige gevallen moet zelfs de ongediertebestrijding er aan te pas komen! Helaas is de plaag niet in een dag op te lossen en zal je na de behandeling nog gauw een week of twee last houden. Het helemaal uitbannen van vlooien is bijna onmogelijk, het regelmatig bestrijden en daarmee binnen de perken houden wel.