We hebben voor u enkele punten opgelijst ivm de aankoop van een hond. Gebruik de navigatie hieronder om op de pagina te navigeren.
Adressen van fokkers kunt u op vele manieren verkrijgen. U kunt via internet zoeken, en als u een rashond zoekt kunt u contact opnemen met de desbetreffende rasvereniging, maar ook in kranten en tijdschriften(WOEF) kunt u advertenties vinden waarin puppies worden aangeboden.
Wanneer u gegevens heeft gevonden met betrekking tot een fokker van een nestje dat uw belangstelling heeft, dan zijn er een aantal dingen die u aan de fokker kunt vragen voordat u besluit of u het betreffende nestje wilt gaan bekijken:
De eerste vragen die u kunt stellen zijn hele concrete: zijn er nog puppies te koop? Zo ja, hoeveel? Reuen en/of teven? Wanneer zijn de pups geboren?
Een achterstand die is opgelopen in de periode dat de hond tussen de 4 en de 8 weken oud was, haalt u niet gemakkelijk in. Zoek daarom een fokker die de pups het liefst in huis laat opgroeien en die ze in elk geval positief kennis laat maken met zoveel mogelijk zaken (veel verschillende mensen, kinderen, lawaai, andere honden etc.). Vraag aan de fokker hoe en waar de puppies opgroeien;
Een goede fokker laat de pups ook niet te jong naar de nieuwe eigenaar gaan. De moederhond en de broertjes en zusjes spelen een heel belangrijke rol in het leren van de hondse taal en manieren. Vraag aan de fokker vanaf welke leeftijd u een puppy mee mag nemen. Minimaal 7 1/2 week oud is een goede leeftijd om te verhuizen naar een nieuwe baas, jonger dan 7 weken oud is echt te vroeg en bovendien wettelijk verboden! Is de pup 9 weken of ouder, dan tellen de omstandigheden waarin de puppy is opgegroeid bij de fokker extra zwaar. Een puppy van 9 weken of ouder heeft immers al een groot deel van de zo belangrijke primaire socialisatieperiode achter de rug. Is een pup van deze leeftijd relatief beschermd/geïsoleerd opgegroeid, dan kunt u beter op zoek gaan naar een jongere pup, of eentje die door de fokker al uitstekend is gesocialiseerd! Voor een puppy van deze leeftijd (ouder dan 9 weken) betekent een goede socialisatie door de fokker ondermeer, dat deze de pup al mee uit wandelen neemt en heeft geleerd om aan een lijn te lopen;
Stel vragen die voortkomen uit het beeld, dat u voor u zelf heeft gemaakt t.a.v. een ideale hond voor u. Wanneer u bijvoorbeeld van plan bent om een bepaalde hondensport te gaan beoefenen, vraag aan de fokker of hij/zij denkt dat de puppies daar in aanleg geschikt voor zijn en waarom wel of niet.
Wanneer u naar aanleiding van de antwoorden op de bovengenoemde vragen enthousiast bent geworden, dan kunt u met de fokker afspreken wanneer u kunt komen kijken. Twijfelt u? Maak dan liever geen afspraak! Tenzij u erg sterk in uw schoenen staat, bent u wellicht snel "verkocht" als u die schattige puppies eenmaal ziet. Zelfs al voldoen ze eigenlijk niet helemaal aan uw ideaalbeeld. En dat zou jammer zijn, want u maakt immers nu een keuze die voor vele jaren invloed zal hebben op uw leven!
De rol van de fokker : Belangrijker nog dan het ras (de genetische aanleg) voor de vorming van het karakter zijn de omstandigheden waaronder de hond als jonge pup opgroeit.
De periode dat een hond tussen de circa 4 en 12 weken oud is, wordt de primaire socialisatiefase genoemd. In deze fase leert de hond wat wel en wat niet tot zijn normale leefwereld behoort (dit wordt ook wel inprenting genoemd). Een pup die in deze fase van zijn leven relatief geïsoleerd opgroeit, heeft voor de rest van zijn leven een enorme achterstand opgelopen!
Verspreid over het land bevinden zich diverse zogenaamde puppycentra, puppyfarms of puppykennels. Kenmerkend voor dit soort centra is, dat zij veel verschillende rassen verkopen. De hondjes hebben meestal geen stamboom en zijn mede daarom relatief goedkoop.
De informatie die zo'n puppycentrum geeft is vaak misleidend! Zo wordt soms beweerd, dat de puppies afkomstig zijn van particuliere gelegenheidsfokkers, die niet alle puppies zelf konden verkopen. De werkelijkheid is vaak dat alle pups die in zo'n centrum te koop zijn, gefokt zijn met als doel verkoop aan het puppycentrum! Het puppycentrum maakt op die manier deel uit van een grootschalige hondenhandel. Geld staat daarbij voorop en werkelijke zorg en liefde voor de opgroeiende puppies is vaak niet aan de orde. Zelfs al treft u een puppycentrum waarvan u denkt dat er geen sprake is van louche handel; wanneer niet 100% zeker is waar en hoe de puppies zijn opgegroeid, koop dan daar geen puppy!!
In consumentenprogramma's zijn vaker reportages uitgezonden, die lieten zien onder welke erbarmelijke omstandigheden de honden in deze centra of bij broodfokkers gehouden en gefokt worden.
Ook moet u geen pup kopen op de markt (komt in België nog voor) of in een dierenwinkel. Deze hondjes zijn veel te vroeg bij de moeder weggehaald en worden dan liggend in kistjes aangeboden.
Vaak worden pups verkocht voordat ze 7 weken oud zijn. Het is (terecht!) wettelijk verboden pups jonger dan 7 weken van de moeder te scheiden!
Er bestaat in België ook een Oost-Europese puppyhandel. Veel puppy's die in België worden verkocht zijn eigenlijk gefokt in Oost-Europa. Veel van de dieren zijn door de lange reis verzwakt en worden ziek. Pas na de aankoop beginnen dan de problemen!
Volgende dingen zijn belangrijk bij je eerste kennismaking met je nieuwe pup .
De eerste indruk van de pups moet goed zijn. Ze moeten er actief en vrolijk uitzien, en goed verzorgd. Ook niet te mager en zeker niet met een dik bol buikje.
De pups mogen bij contact niet angstig reageren. De aanblik van de oogjes moet helder en schoon zijn. Ook de oortjes moeten proper zijn. De pels mag geen parasieten bevatten en moet mooi glanzend zijn.
Als u overweegt een rashond aan te schaffen is het verstandig u van tevoren te laten informeren over eventueel voorkomende erfelijke afwijkingen die er bij het bewuste ras voorkomen (bijv. heupdysplasie, oogafwijkingen, allergieën,...). U kunt hiervoor terecht bij de dierenarts. Vraag bij de fokker of hij op de hoogte is van eventuele testen en onderzoeken ter voorkoming van deze erfelijke afwijkingen en wat de uitslag van die testen bij de ouderdieren was. De meeste fokkers gaan op de hoogte zijn van de specifieke tests die mogelijk zijn, en behorend bij hun ras.
Laat u geen geneesmiddelen adviseren door de verkoper, en neem zeker geen geneesmiddelen mee als nazorg. Het impliceert immers dat uw pup geneesmiddelen nodig heeft, en dus eigenlijk niet gezond is, en er wat scheelt. Dit is een duidelijk voorteken van mogelijks nakende problemen.
Probeer met de verkoper een overeenkomst te maken (schriftelijk) dat bij ernstig gebrek aan de pup je de pup kan terugbrengen en omruilen of eventueel kan afzien van de aankoop. Het is echt nodig om dit schriftelijk te doen om achteraf discussies te vermijden.
Stel de verkoper ook voor dat je de pup gaat laten onderzoeken door je dierenarts, en doe dat ook onmiddellijk. Laat er geen dagen over gaan!
Als je keuze dan definitief gemaakt is, en de pup opgehaald, is het toch verstandig hem onmiddellijk door de dierenarts te laten onderzoeken . Dit is belangrijk om bij eventuele gebreken toch nog van je aankoop te kunnen afzien. Bij dit bezoek zal de dierenarts je pup aan een grondig onderzoek onderwerpen. Alles zal nagekeken worden(van kop tot teen en van neus tot staart). Hij zal een grondig nazicht doen van de ogen,oren, en het gebit. Ook zal een ausculatie gedaan worden van longen en buikholte. Ook andere dingen zullen beoordeeld worden. Verder zal een onderzoek gedaan worden naar eventuele parasieten. Ook een nauwkeurig nazicht van het bijgeleverde vaccinatiebewijs ( Europees paspoort) en controle van de chip hoort erbij. Eventuele aangeboren gebreken kunnen tijdens het algemeen lichamelijk onderzoek aan het licht komen. Opgelet: niet alle aangeboren en erfelijke afwijkingen zijn bij een eerste onderzoek opspoorbaar. Soms vergt het een uitgebreider onderzoek, of kan het maar op latere leeftijd onderzocht worden. Neem voor zo'n uitgebreid onderzoek ook best een afspraak bij je dierenarts, dan kan hij er ook meer tijd aan besteden.
Als je er een tweede hond bijneemt, moet het wel een weloverwogen keuze zijn. We horen vaak zeggen:
"We hebben al een hele tijd een schat van een hond in huis. Een vrolijk beestje maar als hij eens een keertje alleen moet zijn, begint hij vreselijk te janken en te huilen. De buren en wij worden er haast gek van. Als we er nu eens een tweede hond bij nemen, dan is de eerste toch niet meer alleen? "
Er kunnen tal van redenen zijn om er een tweede hond bij te nemen. ]e vindt het gewoon fijn om met honden bezig te zijn. Dan is een tweede hond geweldig. Een andere reden kan zijn dat u wilt dat de eerste hond gezelschap heeft. Voordat u een dergelijke beslissing neemt is het goed alle zaken nog even op een rijtje te zetten.
Kan er wel een tweede bij? Soms denken mensen aan een tweede hond om probleemgedrag van de eerste er mee weg te werken. "De hond kan niet alleen zijn, dan zet je er een tweede hond bij en het probleem is opgelost". Dat lijkt voor de meest mensen volkomen logisch, maar het klopt niet. Een hond die niet alleen kan zijn heeft juist problemen met het vertrek van de baasjes en niet zozeer met het alleen zijn op zich. Ik zie regelmatig dat mensen om deze reden een tweede hond nemen. Soms is het gevolg dan nogal eens dat ook de tweede hond niet alleen kan zijn zonder het baasje. Hij neemt dan het ongewenste gedrag van de eerste over. Neem best geen tweede hond om het probleem van uw eerste hond op te lossen.
Leeftijdsverschil : Laat ook voldoende leeftijdsverschil tussen de beide honden. Neem in ieder geval de nodige tijd om de eerste hond goed op te voeden. Is de eerste hond nog te jong en zit hij bijvoorbeeld nog in zijn pubertijd, dan loopt u het risico dat de tweede hond kwajongensstreken van de eerste gaat overnemen. Het kost dan ook veel meer moeite om beide honden tegelijk een degelijke opvoeding te geven. Is er al een hond aanwezig die degelijk opgevoed is, dan is de kans groot dat de tweede hond de goede gewoonten van de eertse zal overnemen. Wat natuurlijk meegenomen is.
Ook het geslacht van de honden kan van belang zijn bij de keuze. Twee honden van verschillend geslacht kunnen natuurlijk voor nageslacht zorgen tenzij er één onvruchtbaar is gemaakt. Kiest u echter voor een zelfde geslacht dan dient u er op te letten dat er een duidelijk dominantieverschil is. Als de eerste dominant is, kunt u er het beste een onderdanig typetje bij nemen, zodat de kans klein is dat er conflicten ontstaan tussen beiden.
Niet in het minst is het ook belangrijk of u wel plaats genoeg kunt bieden aan de honden. Twee Duitse doggen in een appartementje is natuurlijk geen gelukkige keuze.
Als laatste en waarschijnlijk wel het belangrijkste punt: hebt u wel voldoende tijd voor meerdere honden. Zo ja, dan is het verschrikkelijk leuk om twee honden op te voeden. De extra tijd die een tweede hond vraagt bij zijn opvoeding is zeker niet te onderschatten. Anderzijds als de eerste hond zeer goed is opgevoed kan deze helpen om de tweede mee op te voeden. In dat geval is het natuurlijk heel erg leuk om twee honden te hebben.
Zoek een ras dat qua karakter overeenstemt met uw wensen en dat goed past bij het karakter van de eerste hond. U hoeft natuurlijk niet een rashond te nemen, een asielhond kan ook heel prettig zijn. Als u voor een asielhond kiest is het verstandig om zoveel mogelijk over de achtergrond van het dier te weten te komen. De medewerkers van het asiel zijn vaak goed op de hoogte. Als een hond agressief is ten opzichte van andere honden, en daarom in het asiel terecht is gekomen, is hij minder geschikt. U kunt ook uw hond zelf een maatje laten kiezen. Klikt het dan onmiddellijk tussen die twee honden dan zal dat later ook wel goed gaan.
Pup of een volwassen hond? Een pup zal meestal iets makkelijker zijn dan een volwassen hond. Volwassen honden hebben vaak al vaste gewoonten aangekweekt die ze liever niet veranderen. Soms zijn deze gewoonten niet te combineren in het samenleven met meerdere honden. Pups moeten alles nog leren en kunnen, mits ze goed zijn ingeprent, zich uitstekend aanpassen aan elke omgeving.
Het is niet altijd zo dat uw oudere hond zomaar een pup zal accepteren omdat hij pup is. Honden maken geen onderscheid tussen pups of volwassen dieren. Over het algemeen zijn er echter geen problemen, omdat een pup een onderdanige houding aanneemt.
Eerste kennismaking : Laat de honden altijd eerst met elkaar kennis maken op een voor beide honden onbekend en neutraal terrein. Hierdoor voorkomen we dat een van beide territorium-agressie gaat vertonen. Dikwijls zien we dat honden hun domein gaan verdedigen tegen indringers. Regelmatig gaat een eerste kennismaking gepaard met strubbelingen of soms zelfs een heus gevecht. Bemoei u daar nooit mee. Dit lijkt over het algemeen veel erger dan het in werkelijkheid is. Meestal stopt dit gedrag al na enkele tellen. Zodra de honden van elkaar weten waar hun plaats is binnen de hiërarchie keert de vrede weer.
Let er vanaf nu op dat u de rangen tussen deze honden respecteert. Trek de hogere steeds voor op de lagere en ga zeker de lagere niet extra beschermen tegen de hogere. Anders zou uzelf de hiërarchie tussen de honden ondermijnen waardoor er onherroepelijk opnieuw conflicten ontstaan.
Het is zelfs mogelijk om de hogere enkele privileges te geven ten opzichte van de lagere. Als er al een keer een conflict tussen de honden optreedt dan kunt u zich daar het beste niet mee bemoeien. De honden zullen op deze manier goed met elkaar leren opschieten en kunnen van elkaars aanwezigheid genieten. Als u zich aan deze basisregels houdt is een tweede hond een fantastisch bezit .
De puppytest is geen garantie voor het uiteindelijk karakter van de pup. De uitkomst is afhankelijk van de bekwaamheid van de test-uitvoerder. Ook de geleider van de pup speelt een grote rol in de verdere ontwikkeling van het gedrag. Er zijn ook allerlei omgevingsfaktoren die van invloed zijn op de ontwikkeling van het gedrag. In ieder geval is het de moeite waard om een puppytest uit te voeren want het geeft altijd een goede indicatie van de mate van dominantie en motivatie om iets te leren.
Voor een optimaal resultaat dient de puppytest twee maal te worden uitgevoerd. En dit op de leeftijd van 6 weken en 8 weken. De puppytest moet in een ruimte gebeuren die vrij is van invloeden van buitenaf. Het liefst in een ruime lege kamer waar de pup nog nooit is geweest.
PUPPYTEST:
UITKOMST + PUNTENVERDELING:
TEST1 | TEST2 | TEST3 | TEST4 | TEST5 |
---|---|---|---|---|
A-4 | A-4 | A-4 | A-4 | A-4 |
B-3 | B-3 | B-3 | B-3 | B-3 |
C-2 | C-2 | C-2 | C-2 | C-2 |
D-1 | D-1 | D-1 | D-1 | D-1 |
E-0 | E-0 | E-0 | E-0 | E-0 |
Een pup met een sociaal en aangenaam karakter scoort tussen de 10 en 15 punten.
Boven de 15 punten neigt de hond naar agressie.
Onder de 10 punten neigt de hond naar schuwheid.
De uitslag van de test betekent niet dat de honden boven of onder het gemiddeld aantal punten ongeschikt zijn als huis- of sporthond. Dit hangt geheel samen met de deskundigheid van de geleider en de omgevingprikkels van de hond.
Bron: met dank aan De Honden Luisteraar
Als u met uw nieuwe pup thuis komt, zijn er een paar dingen die u zich goed moet realiseren.
De pup heeft in een korte tijd enorme ervaringen moeten ondergaan, die allemaal zeer inspannend voor hem zijn. Denk maar aan: weg bij mama en broertjes en/of zusjes, een autorit, nieuwe mensen en/of kinderen, allerlei nieuwe geluiden en vreemde geurtjes.
Daarom zijn er een aantal punten van belang:
Waar slaapt onze pup? Het is altijd een moeilijk punt waar de pup het beste kan slapen. Moeten we hem op de slaapkamer houden, of beneden in een bench?
Het kan voor een pup, die nooit eerder alleen is geweest een hele ervaring zijn om van zijn moeder, broertjes en zusjes te worden gescheiden. Hij wordt in een nieuwe omgeving geplaatst en opgesloten. Dat kan zelfs de meest vrijmoedige pup angstig maken.
Als de pup alleen wordt gelaten, gaat hij zeker piepen en janken. Het is zijn enige middel om zijn moeder naar zich toe te lokken. Hij reageert op de eenzaamheid of hij nu binnen of buiten is. Daardoor kan hij angst krijgen voor eenzaamheid en daardoor onzelfstandig worden. De pup is volkomen afhankelijk van de bescherming van anderen, hij kan zich niet verdedigen.
Het is goed om de eerste nachten de pup een slaapplaats in de buurt van een gezinslid te geven, zodat hij gehoor-, reuk-, gezichts- en gevoelscontact kan hebben. Neem hem niet in bed, omdat het gemakkelijk een gewoonte kan worden om daar te liggen, wat als een slechte gewoonte wordt aangerekend als hij ouder (en groter en zwaarder) is. U kunt bijv. een doos of mandje naast uw bed zetten. Als de pup dan onrustig wordt, kunt u wat met hem praten of beter nog, als de hondenmand zo is neergezet, een hand uitsteken om hem te aaien.
Als u van het oudernest een lap of iets dergelijks meegekregen heeft, leg dit in z'n mandje. De geur van zo'n nestlapje werkt geruststellend op de pup.
Als de pup in het begin bij een gezinslid in de kamer slaapt, hoeft dat niet te betekenen dat dit altijd nodig zal zijn. Na een paar nachten kunt u hem wennen in een andere kamer te slapen. Het fundamentele vertrouwen om alleen te zijn moet de pup aangeleerd worden, terwijl hij nog jong is.
Het janken van een hond kan een groot probleem zijn. Er zijn veel volwassen honden, die men niet alleen kan laten omdat ze huilen en janken. De oorzaak hiervan ligt meestal in het eenzaamheidsgevoel van de eerste dagen. Als een pup zich in de steek gelaten voelt dan jankt hij. Als iemand op deze klagende geluiden reageert door naar hem toe te gaan, leert hij dat hij niet alleen hoeft te zijn als hij gaat janken. Als er niemand komt wanneer hij wat zit te janken, zal hij zijn stemgeluid gaan gebruiken. Daarna komen de buren klagen.
Het is beter, dat de pup niet in een situatie terecht komt, waarin hij zich in de steek gelaten voelt. Als er nooit een aanleiding is geweest om mammie te roepen als pup, is de kans klein dat hij het als volwassen hond zal aanleren. De pup zal zijn eenzaamheid het gemakkelijkst accepteren, door dit met hem te oefenen. Dit gaat het beste als hij moe is.
U moet hem het gevoel geven dat hij niet in de steek wordt gelaten en dat hij nooit lang alleen is. Als u de pup van jongs af aan steeds een poosje alleen laat, went hij er snel aan en voelt hij zich nooit in de steek gelaten. De eerste keren hoeft deze periode niet langer dan enkele seconden te zijn, daarna kunt u steeds iets langer wegblijven. Hij weet dan dat, hoe lang het ook duurt, de baas altijd weer bij hem komt.
Als het janken van de pup niet kon worden voorkomen staat u een training te wachten, waarbij uw geduld op de proef wordt gesteld. Ook wanneer u de hond leert om stil te zijn als hij alleen is, moet u, net als met de zindelijkheidstraining, zeer voorzichtig te werk gaan. Want het is heel natuurlijk voor de pup om signalen te geven, waarop zijn moeder zal komen. Het janken gaat automatisch.
Omdat de pup niet kan begrijpen dat hij iets verkeerd doet, mag u een dergelijk gedrag dus niet direct gaan bestraffen. Een straf zal de angst alleen maar vergroten, waardoor hij nog banger wordt om alleen te zijn.
Een bekend foefje om een onrustige pup te kalmeren is om een kruik onder zijn deken te leggen, zodat hij het gevoel krijgt dat hij contact heeft met iets warms. Op deze manier krijgt de pup een gevoel van warmte en gezelligheid, wat hij eerder met zijn moeder, broertjes en zusjes heeft beleefd.
Zo kunt u ook een ouderwetse tikkende wekker (waarvan het wekmechanisme is afgezet) bij de pup zetten om hem het gevoel te geven van een kloppend hart.
Deze trucjes kunnen het beste worden toegepast, wanneer de pup heeft gegeten, uit is geweest en moe is.
Verder moet u de pup consequent opvoeden. Wat u niet wilt dat de hond doet als hij volwassen is, moet u ook niet goedvinden als de hond een pup is.
Geen enkele hond zal van nature de plek bevuilen waar hij slaapt. Bij jonge honden duurt het wel even voor ze dit bevel van nature opvolgen. Ze zijn nl. gewend, dat hun mama alles weer "opruimt". Bovendien zijn ze lichamelijk nog niet zo ver, dat ze het op kunnen houden (ter vergelijking: onze baby's en peuters krijgen nog heel lang een luier om).
Over het bevuilen van andere plekken dan de slaapplaats heeft de natuur niets gezegd. Dat moet de mens ze vertellen, wat mag wel en wat mag niet. Met andere woorden: u moet uw pup leren, dat hij binnen niet mag plassen en poepen.
Het is eenvoudig te leren als je een evenwichtige pup hebt, maar het kan moeilijk worden als de pup nerveus is. De controle over de urineblaas is namelijk zeer gevoelig voor elke zenuwinspanning, zelfs als het een inspanning in positieve zin betreft. Er zijn honden, die hun plasje van vreugde niet kunnen ophouden als hun baas thuis komt. De bewuste wilscontrole is niet in die mate ontwikkeld, dat de pup kan beslissen over het leeglopen van de urineblaas, maar door een rustig leerproces kan dit wel worden bereikt. Een gebruikelijke manier om de hond zindelijk te maken is om hem eerst te leren zijn behoeften op kranten te doen.
Leg een paar kranten naast elkaar voor de deur, waar u normaal doorheen gaat om de pup uit te laten. Neem na enkele dagen er een paar weg tot er uiteindelijk één krant overblijft, waar de pup zijn behoefte op kan doen. Deze laatste krant verplaatst u naar buiten. Op den duur blijven de kranten uitsluitend buiten om de hond eraan te wennen het buiten te doen. Het lijkt misschien een vrij omslachtige manier, maar deze methode kan in bepaalde gevallen handig zijn.
Normaliter zal de pup zijn behoeften doen vlak nadat hij heeft gegeten of geslapen. Maar hij kan ook nodig moeten als hij heeft gespeeld, omdat hij dan opgewonden is. Vaak kunt u aan het gedrag van uw pup zien, dat hij hoge nood heeft. Hij gaat dan bijvoorbeeld rondjes draaien, piepen of bij de deur zitten.
De kans op een goed resultaat van de zindelijkheidstraining neemt toe, als u rekening houdt met de volgende punten :
Laat de pup vaak en op vaste tijden (na het eten etc.) uit gedurende de eerste twee, drie weken. Laat hem daarna iets minder vaak uit. Op deze manier krijgt de pup de mogelijkheid om het lichaamsritme op bepaalde tijden in te stellen;
Houd de pup goed in de gaten ongeveer 10 - 15 minuten voordat het tijd is om uit te gaan, zodat hij niet uit verveling binnen plast. Zorg ook dat hij zich in die tijd nergens druk over maakt;
Ga gerust elke keer naar hetzelfde plekje. Het is een voordeel als het een beetje beschut en afgelegen ligt, zodat hij niet gestoord kan worden. U moet de pup langzaam laten wennen om zijn behoefte op minder beschutte plaatsen te doen;
Prijs de pup terwijl hij plast of poept, maar niet op zo'n manier, dat hij ermee ophoudt. Het is voldoende om te zeggen "brááf" of "goed zo" en dat op een vriendelijke toon te zeggen;
Als hij buiten iets doet, verbind daar dan een commando aan (bijv. "plasje"). Naderhand hebt u er plezier van, dat hij op commando zijn behoefte kan doen, bijv. als u met hem de stad in wilt gaan en hem ervoor nog even kan laten plassen/poepen, daar waar het wel kan;
Probeer binnen plassen/poepen te voorkómen, in plaats van het te laten gebeuren en het dan te bestraffen;
Laat uw pup 's avonds zo laat mogelijk en 's morgens zo vroeg mogelijk uit.
Als het toch nodig lijkt om te straffen, begin hier dan zo laat mogelijk mee, op zijn vroegst 'n aantal weken na de eerste geprezen oefeningen. Introduceer de straf geleidelijk aan door hem eerst rustig een verwijt te maken en daarna de toon steeds meer te verscherpen. Zorg dat de pup wordt gestraft op het moment dat hij zijn misstap begaat, anders wordt het gewenste resultaat niet bereikt. Dus nooit achteraf, als u bijv. ergens een plasje vindt. De pup brengt uw reactie alleen in verband met iets dat op hetzelfde moment gebeurt. Hij is niet in staat om uw gemopper te koppelen aan iets dat 10 seconden of langer geleden gebeurde.
Denk erom: uw pup wordt niet zindelijk door hem met zijn neus door de poep en plas te halen!
Pas wanneer de pup het nut heeft leren inzien om zijn behoeften buiten te doen, kunt u hem leren, dat het verboden is het binnen te doen. De pup moet eerst leren wat het verschil is.
Hoe vaak moet mijn pup eten?
U moet de ribben door de huid heen kunnen voelen en tellen. Als uw pup te zwaar of te mager wordt, dan kunt u de geadviseerde hoeveelheid voer aanpassen.
Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken, dat een overmaat aan calorieën (energie, vet) het ontstaan van botgroeistoornissen bevordert. Daarom is het van groot belang, dat pups van met name grotere rassen in hun eerste levensjaar niet te dik worden.
Tijdens de groei moet de hoeveelheid voer worden bijgesteld, afhankelijk van de gewichtstoename, gewichtsafname en de conditie. Daarom raad ik u aan om uw pup om de 2 weken te wegen. U kunt daarvoor naar de dierenarts gaan, maar u kunt het ook thuis doen. Weeg eerst uzelf, en kijk daarna wat het gewicht van u samen met uw pup is; het verschil is het gewicht van de pup.
De meeste fokkers geven voer mee, wat de pup gewend is te eten. Als u over wilt gaan op een ander merk, doe dat dan geleidelijk aan, zodat het puppymaagje niet overstuur raakt: eerst ¾ deel oud en ¼ deel nieuw voer, dan half om half, dan ¼ oud en ¾ nieuw, en tot slot alle brokjes van het complete hondenvoer waarop u bent overgegaan.
In het begin is uw huis en tuin voldoende voor uw pup. Wilt u dit niet, zorg dan dat u niet te ver gaat lopen met uw puppy. Misschien denkt u nu: "Maar ik heb juist een hond gekocht om er lekker mee te kunnen wandelen". Toch zult u dit nog even uit moeten stellen.
In het begin zal uw puppy het heel vreemd vinden om iets om zijn nek te dragen. Wen uw puppy daarom eerst aan het dragen van een zachte halsband. Soms heeft de pup al een soort bandje bij de fokker om gehad, ieder z'n eigen kleur, zodat hij weet wie wie is. Is dit het geval, dan hebt u het al 'n beetje makkelijker.
U doet het in huis afwisselend om en af. In het begin zal de pup zich vaak krabben bij het halsbandje, maar zet toch door.
Na een poosje bevestigt u een korte, lichte riem aan de halsband. Geen ketting maar een gewoon leren of stoffen lijntje.
Begin binnenshuis met het leren lopen aan de lijn. Lijn uw pup aan en lok hem met vriendelijke woorden of een brokje naar u toe. Uw eerste rondjes probeert u in de kamer of in de tuin. Denk eraan, dat de pup nog helemaal niet weet wat er van hem verwacht wordt en dat hij wandelen aan een lijntje eigenlijk helemaal zo leuk niet vindt. Het levert wel komische situaties op.
Op een gegeven moment merkt u, dat hij het door uw enthousiasme leuk begint te vinden, en dan kunt u de stap "naar buiten" maken.
Een jonge hond heeft erg veel rust nodig. Hij heeft nog bijna al zijn energie nodig om te groeien. Bovendien heeft hij nog zwakke botten en gewrichten. Deze bereiken pas hun volle stevigheid als de hond volgroeid is. Voor die tijd kunnen te veel of verkeerde beweging(en) problemen veroorzaken waarvan de hond vroeg of laat behoorlijk last krijgt.
Laat hem dan ook rustig liggen als hij slaapt. Als hij wakker wordt, begint hij vanzelf weer te spelen. Zeg dit ook tegen de kinderen!
Tot de leeftijd van 5 à 6 maanden mag hij niet te veel lopen, vijf keer een wandeling van een kwartiertje is meer dan genoeg en veel beter dan bijvoorbeeld een halfuur achter elkaar. Na 6 maanden kunnen de wandelingen wat langer worden.
Een goede vuistregel is: de pup mag niet langer aan de lijn lopen dan 5 min. per levensmaand dat hij oud is; dus een hond van 8 weken mag 10 min. (achter elkaar) aan de lijn wandelen. Denk er goed aan, dat wanneer u uw pup laat rennen, hij in 10 min. veel meer beweging krijgt dan dat hij aan de lijn zou lopen, m.a.w. laat u uw pup los, dan geldt bovenstaande vuistregel natuurlijk niet, dat zou teveel voor de pup zijn.
Er zijn nogal wat meer soorten beweging die je bij de pup en de jonge hond moet zien te vermijden:
In het algemeen kun je stellen dat de beweging - zeker de eerste acht maanden - hoofdzakelijk voorwaarts gericht moet zijn en zeker niet opwaarts, neerwaarts of zijwaarts.
Duw- en trekspelletjes met de pup zijn om twee redenen niet aan te raden: in de eerste plaats is het niet goed voor de ontwikkeling van de gewrichten en in de tweede plaats moet u deze spelletjes ALTIJD van de hond winnen, anders ontwikkelt u zijn dominantie t.o.v. u en wordt de hond moeilijk opvoedbaar.
Overigens weet uw pup zelf beslist niet altijd wanneer hij moet stoppen. Als u vermoedt dat hij doodmoe is, omdat hij al een paar uur flink in de weer is, dan kunt u hem rustig in zijn bench leggen - verplicht rust!
Er zijn mensen, die hun pup zonder lijn laten lopen, maar denk eraan dat als de pup iets interessants ziet, hij zo erachter aan rent, en dat kan ook een straat over rennen betekenen.
Een pup ziet echt geen gevaar. U wilt toch niet het risico lopen dat uw hond de oorzaak zou kunnen zijn van een ernstig verkeersongeluk en bovendien daardoor uw hond kwijtraken?
Til uw pup niet op als er andere honden aankomen. Hiervan krijgt u angstige en blaffende pups naar andere honden toe.
Stop niet met wandelen als de pup tegenstribbelt. Anders leert de pup dat wanneer hij maar tegenstribbelt, dat de baas dan toch wel toegeeft. Maak er liever een spel van, spreek vrolijk tegen hem, zodat hij weer met u meeloopt.
Til een puppy nooit aan de voorpoten op. Hoe klein of jong een hond ook is, hij is er te zwaar voor. De enige juiste manier om een puppy op te tillen is de volgende: ondersteun hem met één van uw handen onder zijn borst of direct achter de voorpoten. Terwijl u hem optilt, neemt u snel met uw andere hand de voeten van de achterpoten vast en die ondersteunt u ook. Draag de pup rechtop, tegen uw borst.
Puppies moeten niet door kinderen worden opgetild, want ze gaan er dikwijls niet erg zachtzinnig mee om.
Een oudere hond zult u ook wel eens moeten optillen, bijv. als hij gewond is en u moet hem in de auto leggen om naar de dierenarts te rijden. Dat doet u als volgt: ondersteun hem met uw ene arm vóór of direct achter de voorpoten, en met uw andere arm óf onder z'n billen óf direct voor zijn achterpoten. U moet zelf ondervinden wat voor u het gemakkelijkste is. Ook zware honden kunt u op deze manier optillen.