×

De Voeding van de hond

 

Deze rubriek geeft een algemeen woordje uitleg over voeding, verder geven we meer details specifiek over voeding bij pups, bij volwassen honden en oudere honden .

 

Voedingsmiddelen

 

Volwassen honden

Hieronder volgt een algemene beschrijving van voedingsmiddelen die wel en niet geschikt zijn voor de hond. Hier staat nuttige informatie in, voor als u uw hond iets extra wilt geven, naast de gewone hondenbrok. Want hoe lekker het ook allemaal is, de fabrikant van de hondenbrok heeft er voor gezorgd dat het voer in balans is. Zelf eten maken voor de hond is zeer moeilijk, omdat de juiste balans zeer belangrijk is en ook zeer moeilijk te bereiden is. Vandaar dat de gewone hondenbrokken nog altijd de beste garantie geven voor een evenwichtige en gezonde voeding. Het artikel eindigt dan ook met een beschrijving van commerciële hondenvoeders. Lees dan ook voor u overgaat tot andere voedermethoden, eerst dit gehele artikel.

Voedingsmiddelen van dierlijk oorsprong
In vele, meestal oudere boeken, vindt men beweringen, dat vlees het hoofdbestanddeel in de hondenvoeding moet zijn. Deze opvatting is achterhaald. Een goede voeding moet bestaan uit eiwitten, koolhydraten en vetten, benevens natuurlijk de vitamines en mineralen. Wil men vlees als eiwitbron toepassen, dan is daar geen bezwaar tegen, maar men zal naast vlees nog enkele andere voedingsmiddelen moeten toevoegen. Hoewel vlees een zeer gemakkelijke hanteerbare eiwitbron is, is vlees niet perse noodzakelijk. Een hond kan — in tegenstelling tot een kat — zeer goed vegetarisch worden gevoerd.

Vlees bevat in regel veel te veel eiwit en veel te weinig van alle andere voedingscomponenten. Zo zal men calcium en fosfor moeten toevoegen, extra vet en koolhydraten, jodium en ijzer en vele andere nutriënten.
Het is altijd een vraag geweest of vlees rauw dan wel verhit moet worden gegeven. Bij braden en hakken wordt de smaak verbeterd, maar gaat de verteerbaarheid achteruit. Bij koken verbetert men de verteerbaarheid te opzichte van rauw vlees. Wel dient men rekening te houden met enig verlies van enkele nutriënten, die opgelost worden in het kookvocht. Deze bouillon kan men wel aan de hond geven, maar dan dient men deze wat te binden, bijvoorbeeld aan oud brood of aardappelen. Doet men dit niet, dan kan de bouillon te snel het maag-darmkanaal passeren, zodat onvoldoende tijd aanwezig is voor de opname van nuttige stoffen.

Koken heeft wel het zeer grote voordeel, dat eventuele ziektekiemen volledig worden vernietigd. We dienen daarbij vooral te denken aan Salmonella en Campylobacter (beide veroorzaken een darminfectie) en in geval van varkensvlees aan de ziekte van Aujeszky (pseudo-hondsdolheid — voor de mens niet gevaarlijk, maar voor de hond dodelijk).

Commerciële hondenvoeders
Er zijn een aantal redenen aan te geven, waarom het de voorkeur verdient om de hond een commercieel hondenvoeder te voeren in plaats van een voer, dat op de traditionele wijze is samengesteld.

Bij de samenstelling van het menu dient men rekening te houden met de vereiste hoeveelheden voedingsbestanddelen. Bij de natuurlijke voeders (vlees,brood,aardappelen,pasta,groenten,...) vereist dit vaak nauwkeurig onderzoek en rekenwerk. Commerciële voeders worden zoveel mogelijk constant van samenstelling gehouden, zodat plotselinge veranderingen in het dieet nagenoeg uitgesloten zijn.
Natuurlijke voeders, in het bijzonder vlees, zijn aan bederf onderhevig. Indien men grote hoeveelheden wenst te conserveren, dient men over te gaan tot koken en diepvriezen, hetgeen de nodige moeite met zich meebrengt en in geval van diepvriezen ook de nodige aanschafkosten voor de diepvrieskist. De commerciële voeders zijn lange tijd zonder bepaalde voorzorgsmaatregelen houdbaar.
Natuurlijke voedsel kan, ondanks de scherpe controle op slachthuizen, besmet zijn met ziektekiemen. Vooral het rauw consumeren verhoogt dan de kans op ziekte van de hond. Fabrikanten van commerciële hondenvoeders moeten hun naam in ere houden en zullen keimvrij voeder vervaardigen.
Vooral bij een groter aantal honden kan met voeren ‘ad libitum’. Hiertoe vult men een grote voertrechter met voer. De hond kan nu naar hartelust eten. Na enkele dagen oefenen zal de hond deze voedingswijze accepteren en niet meer eten dan hij werkelijk nodig heeft. Dit bespaart de eigenaar tijd, want hij behoeft nu slechts enkele keren per week de bakken te controleren en bij te vullen. Ook kan hij rustig een paar dagen afwezig zijn zonder de hondenoppas te belasten met de zorg over de voeding.
Tenslotte zal blijken, dat in het algemeen de commerciële hondenvoeders en in het bijzonder droogvoer aanmerkelijk goedkoper zijn dan natuurlijk samengestelde voedingen.
Tegenover al deze voordelen staan twee nadelen. Ten eerste zal niet iedere hond ieder commercieel voer accepteren en eten. Dat is een kwestie van smaak. Veel eigenaren maken het voer daarom lekker door toevoeging van een klein beetje vlees, tafelafval of jus. Zolang de bijgevoegde hoeveelheden maar erg klein zijn, is dit niet erg.
Ten tweede vinden sommige eigenaren de wijze van voeren erg onbevredigend: een hand vol (droog)voer in de voerbak gooien en klaar is men. Men vindt het niet gezellig, maar dit is een sociaal aspect.
Zowel de smaak als het sociale aspect zijn belangrijk bij eten, al geldt dit eerder voor de humane consumptie van voedsel dan bij het eten van de hond. Beide aspecten hebben niet te maken met de voedingswaarde en de kwaliteit van de huidige commerciële voeders.
Er zijn thans een aantal soorten voer verkrijgbaar. We zullen hieronder de vier belangrijkste groepen vermelden.

  • Droogvoer
    Droogvoer dankt zijn houdbaarheid aan een uitermate laag vochtgehalte van circa 10 procent. Bij een laag vochtgehalte kunnen bacteriën niet groeien en dus ook geen bederf veroorzaken.
    Juist vanwege het lage vochtgehalte zal de hond automatisch meer gaan drinken, omdat een normaal samengesteld voer ruim zeven keer zoveel vocht bevat. Door wat extra te drinken bootst de hond het natuurlijke voeder weer na. Slechts zelden zal een hond overmatig gaan drinken, bijvoorbeeld ruim een emmer water per dag. Dat is een afwijking, die men kan bestrijden door weer een normaal samengesteld dieet te voeren.
    De meeste bestanddelen van droogvoeders zijn afkomstig van planten, zijnde een goedkope bron van eiwitten. Vooral sojabonen worden graag verwerkt. Een enkele fabrikant verwerkt ook nog wel slachtafvallen of vismeel in zijn product. Op de totale analyse van het voer maakt het weinig uit welke van deze drie soorten eiwitbronnen wordt toegepast.
    Alle fabrikanten streven naar de productie van een volledige maaltijd. Daartoe worden vele andere grondstoffen toegevoegd. Alleen met het vetgehalte hebben sommige fabrikanten enige moeite. Vet in grote hoeveelheden levert een slap product op, dat bovendien snel ranzig kan worden. Dat speelt vooral een rol ten aanzien van de onverzadigde verzuren in vet. Consumenten kunnen dan ook wat onverzadigde vetten toevoegen in de vorm van een beetje sojaolie, maïsolie of zonnebloemolie. Bij een enkel droogvoer wordt er aan het eind van het fabricageproces vet over de korrel gespoten. Bij toevoeging van heet water ontstaat er dan een soort jus.
    Er zijn een aantal typen droogvoer te onderscheiden. Van oudsher is er het bebakken voer, dat we kennen als hondenbrood. Sommige fabrikanten maken dit hondenbrood in allerlei kleuren, geuren en groottes. Dit hangt natuurlijk onder meer af van de hoofdbestanddelen van het product. In het algemeen worden deze koekjes, bits of biscuits gebruikt als volledige maaltijd.
    Samengeperst droogvoer kent men onder de naam pellets. Deze korte pijpjes zijn meestal wat grauw van kleur, dat ten dele is te danken aan de kleefstof, meestal melasse.
    De voeders, die wij als ‘diners’ kennen, bestaan meetal ook uit pellets, waaraan ontsloten maïskiemen zijn toegevoegd.
    Het nieuwste prodécé, dat steeds meer wordt toegepast in de hondenvoeding, is het geëxpandeerde product. Men kan zich het productieproces als volgt voorstellen: voedsel wordt door een steeds nauwer wordende buis geperst, terwijl het gelijktijdig wordt verhit. De druk in de buis stijgt sterk en als het voedsel de buis verlaat, komt het terecht in de normale luchtdruk. Door de overgang van een gebied van zeer hoge druk naar een gebied van gewone druk explodeert de korrel als het ware. De menging is bijzonder goed en de verteerbaarheid is uitstekend.
    Naast de complete of volledige hondenvoeders komen steeds meer onvolledige voeders op de markt. Bij deze voeders is toevoeging van vlees of andere ingrediënten noodzakelijk. Met lette bij aankoop van een commercieel droogvoer op de vermelding van de verpakking.
    De huidige droogvoeders zijn van goede kwaliteit en kunnen een vergelijking met de normale voerdermiddelen glansrijk doorstaan. Desondanks kunnen sommige honden van droogvoeders wel eens wat slappe ontlasting krijgen. Als dit euvel na enkele weken niet over is, moet men tot de conclusie komen, dat de combinatie van voer en hond niet goed is. Men kan dan beter (langzaam) overschakelen op een ander merk droogvoer en vervolgens de resultaten afwachten. Bijna altijd is er wel een droogvoer te vinden, dat bij uw hond de juiste resultaten geeft.
     
  • Soft-moist voeders
    De soft-moist voeders zijn de laatste ontwikkeling op het gebied van de hondenvoeders. Zij bevatten tot circa 25 à 30 procent vocht, maar dit vocht komt niet vrij voor, want dan zouden bacteriën kunnen groeien en bederf veroorzaken. Het vocht is vooral gebonden aan eiwitten.
    Vanwege het vochtgehalte worden de soft-moist voeders door praktisch alle honden met graagte gegeten. Door de binding van water aan de eiwitten is de verteerbaarheid zeer hoog en vaak is ook de biologische waarde nog wat hoger dan van vlees.
    Helaas is het productieproces tamelijk duur, zodat ook de consumentenprijs van deze producten hoog is. Dat is geen bezwaar, indien men een paar kleine hondjes wilt voeren of een nest pups. Ook kan met dit type product heel goed gebruiken bij zieke honden, honden die van verwondingen herstellende zijn of oude (tandenloze) honden. Voor een kennel Sint Bernards of Duitse Doggen zal deze voedermethode veel te duur zijn.
     
  • Blikvoeders
    Nadat het blik gesloten is, worden door een verhittingsproces alle aanwezige bacteriën gedood. Zolang het blik gesloten blijft, kunnen geen nieuwe bacteriën binnendringen, zodat het product houdbaar is.
    De verhitting en het gebruik van blik maken de blikvoerders in het algemeen nog duurder dan de voorgaande soorten voeders. Het is meestal ook een duurdere voedermethode dan slachtafvallen. Bovendien bleek in het verleden de samenstelling van de verschillende blikjes niet altijd constant te zijn, zodat kwaliteitswisselingen konden optreden. Bij de grote merken is de kwaliteit thans veel beter gegarandeerd.
    Tegenover de hoge kosten staat onweerlegbaar het feit, dat door het hoge vochtgehalte geur- en smaakstoffen volledig tot hun recht komen, zodat praktisch iedere hond blikvoer met graagte zal eten.
    Evenals bij het droogvoer worden twee soorten blikvoeders in de handel gebracht. Volledige blikvoeders, die geen toevoegingen nodig hebben en blikvoeders van zuiver vlees, waaraan met zelf tal van (plantaardige) ingrediënten moet toevoegen.
     
  • Diepvriesproducten
    Een betrekkelijk nieuwe, nog groeiende markt wordt vertegenwoordigd door diepvriesproducten. De meeste grondstoffen zijn hierin vaak nog meer of minder duidelijk waarneembaar. Grote voordelen van de complete diepvriesproducten zijn de goede acceptatie en de geringe aanwezigheid van plantaardige materialen (vooral cellulose). Daardoor produceert de hond een minimale hoeveelheid ontlasting.
    Als nadelen gelden de relatief hoge prijs en de noodzaak over een vriesvak/-kast te moeten beschikken om het voer te kunnen bewaren.

Kwaliteitsbewaking

De meeste commerciële voeders worden samengesteld volgens de minimum richtlijnen van de National Research Council, dat een onderdeel vormt van de National Academy of Sciences. Deze instelling huist in de Verenigde Staten. Het Subcommittee on Dog Nutrition heeft deze richtlijnen vastgelegd in de ‘Nutrient Requirements of Dogs’. Daarnaast zijn de toezichthoudende instanties, verenigd in de AAFCO, bezig richtlijnen op te stellen. Ook in Europa, met name vanuit Engeland, is men bezig om richtlijnen op te stellen.
Alleen in de Verenigde staten is er een overheidscontrole op de kwaliteit van hondenvoeders. Dit is geregeld via de Federal Food, Drug en Cosmetic Act.
In Europa bestaan nog geen wettelijke regelingen omtrent de kwaliteit van een hondenvoer. Wel kennen we hier de Veevoederverordening en de Verordening Ongewenste Stoffen, maar hierin staat meer vermeld, wat er absoluut niet in een hondenvoer mag voorkomen dat wat er wel in mag voorkomen. Overigens bestaan er in diverse landen van de Europese Unie verenigingen van hondenvoerfabrikanten, die in de richting van kwaliteitswaarborg werken.
Zolang men niet een Amerikaans product wilt aankopen, zijn er toch enkele richtlijnen te geven met betrekking tot de aankoop van hondenvoer van goede kwaliteit. In eerste instantie dient men voer te betrekken van een landelijk bekende firma en ten tweede moet men letten op de analyse van het voer en de ingrediëntenlijst. Houdt men zich hieraan, dan zal men niet snel teleurstellende ervaringen opdoen.

Er is speciaal puppy-voer in de handel. U kunt er vanuit gaan dat voedsel van de grote fabrikanten alles bevat wat uw pup nodig heeft. Geef dit puppy-voer tot een half of een jaar leeftijd, daarna kunt u overstappen op compleet voer voor volwassen honden. Het geven van extra kalk (Gistocal, Hoka-mix) aan jonge opgroeiende honden kan schade veroorzaken aan de gewrichten, U doet hier meer fout dan goed mee! Tot 3 maanden leeftijd kunt U de pup het best 4x daags voeren. Tot een jaar leeftijd 2-3x daags voeren, daarna is 2x daags voeren voldoende. Zeer grote honden zeker 2x daags blijven voeren.

Het eerste levensjaar raadt ik aan om vitaminen bij te geven. Bij de dierenarts kan je zeer smakelijke vitamines in tabletvorm bekomen die je bijvoorbeeld als beloning kunt geven tijdens het opvoedingsproces. Vraag ernaar bij je dierenarts. De vitaminen die ik meegeef zijn zeer smakelijk. En dat is mooi meegnomen.
 

Vaak gemaakte fouten en misvattingen betreffende hondevoeding

 

  1. Koemelk geven aan een puppy : Pupjes die net bij de nieuwe eigenaar komen, zien er meestal erg hulpeloos en jong uit, zodat al gauw een troostend kommetje melk op de grond wordt gezet, om het moederdier te vervangen. Resultaat : diarree! Vergeet niet dat een pupje vanaf de leeftijd van twee, drie weken al “vast” voer eet en de moedermelkopname op de leeftijd van zes weken al flink gedaald is. Zo’n pup heeft echt geen melk meer nodig. Kan de baas het psychologisch toch niet aanvaarden, kan hij beter melk geven op basis van hondenmelkpoeder. Dit is te koop bij de dierenarts (Nutriwelp, Welpidog, Aescomel hond enz...).
     
  2. Beenderen van gevogelte , konijn, varkenskotelet ,... geven aan honden . Dit type is absoluut niet geschikt voor ons huisdier : het bot is te klein en splintert gemakkelijk. Te kleine stukken worden in zijn geheel ingeslikt en zorgen niet zelden voor darmverstopping (obstructie). Veelal draait de obstructie op een operatie uit, om het vastgeknelde botje uit de darm te verwijderen. Splinters zijn zo mogelijk nog gevaarlijker : de scherpe punten prikken tijdens de darmperistaltiek (beweging) doorheen de darmwand. Dit heeft lekkage van de darminhoud in de buikholte met buikvliesontsteking (peritonitis) als gevolg.
    Zware antibioticabehandeling en operatie zijn de gevolgen. Welke beenderen zijn dan wel veilig ? Voor kat geen enkele. Voor hond: een koeien- of kalfsschenkel. Dit bot moet een tweetal uurtjes afkoken. Zo’n bot vergruist helemaal, wat goed is om de tanden op een natuurlijke manier te reinigen en geeft een harde stoelgang, wat dan weer goed is voor het ledigen van de anaalklieren.
     
  3. Varkensvlees geven aan je hond. Varkensvlees kan gevaarlijk zijn, het kan namelijk een virus herbergen, het virus van Aujeszky. Dit virus, totaal ongevaarlijk voor de mens, is zeer gevaarlijk voor de hond en kat. Eens dat hond/kat besmet zijn en uiterlijke symptomen vertonen, verloopt de infectie altijd dodelijk, na maximaal drie dagen. De symptomen lijken op rabies="razernij," daarom wordt de ziekte van Aujeszky ook pseudorabies of pseudorazernij genoemd. Het symptomenbeeld omvat speekselen, veel blaffen of miauwen, karakterveranderingen, zenuwsymptomen enz...). Helaas kan er medicamenteus NIETS gedaan worden, dus in dit geval : zeker voorkomen ! Vooral RAUW varkensvlees (vooral slachtafval, zoals tong, longen enz...) is gevaarlijk.
    Daarom : geef geen varkensvlees te eten en indien het toch niet anders kan, moet het vlees 100 % doorgekookt worden, teneinde het virus te vernietigen.
     
  4. Kattenvoer geven aan je hond. Dit wordt gedaan bij kieskeurige honden : kattenvoer is immers veel smakelijker dan hondenvoer. Het enige gevaar schuilt in het feit dat kattenvoer veel eiwit (vlees) bevat, te veel voor de behoeften van een hond. Een teveel aan eiwit geeft op lange duur nadelige effecten ter hoogte van de nieren. Het is zo dat men de nadelige effecten van te veel vlees pas na jaren ziet en wanneer men de effecten ziet, is het uiteraard te laat. Daarom moet een correct uitgebalanceerde voeding gegeven worden van het prilste begin .
     
  5. Teveel vlees of rauw vlees geven aan je hond. Eigenaars die zelf koken voor hun huisdier geven soms rauw vlees te eten. Rauw vlees is minder verteerbaar en kan daarom maag/darmstoornissen veroorzaken, onder de vorm van braken of diarree. Rauw vlees kan daarenboven lintwormkapsels bevatten. Indien zo’n lintwormkapsel opgegeten wordt, komt de lintworm tot ontwikkeling in de darm, wat ook spijsverteringsstoornissen kan veroorzaken. Vlees wordt daarom beter verhit : koken, met behoud van vleesnat, geniet de voorkeur boven bakken.
    Ook wat de hoeveelheid vlees betreft wordt er vaak gezondigd : er wordt namelijk te veel vlees gegeven wat resulteert in nierproblemen op latere leeftijd. Een dier in volle groei mag 20 gr vlees per kg lichaamsgewicht te eten krijgen. Een volwassen hond of kat komt ruimschoots toe met 10 gr vlees per kg lichaamsgewicht. Waar een nierpatiënt al toekomt met 5 gr vlees per kg lichaamsgewicht. Wel vlees van een goede kwaliteit, maw de eiwitten moeten van een hoogwaardig niveau zijn. Dit type eiwit vindt men in spiervlees. Laagkwalitatieve eiwitten (en dus te vermijden) vindt men in organenvlees (pensmaag, maag in het algemeen, lever, niertjes...) en in vlees met veel pezen.
     
  6. Tafelrestjes geven aan je hond: deze kunnen onmogelijk zorgen voor een uitgebalanceerde voeding voor het huidsdier. Stel dat in het beste geval alles opgegeten wordt van vlees, groenten en aardappelen/rijst/brood, dan krijgt het dier een mensenvoeding binnen en een hond en kat zijn nu eenmaal geen kleine mensjes en hebben heel andere voedingsbehoeften. In praktijk laten de hond, en zeker de kat, groenten en dergelijke liggen, zodat er zeker geen sprake is van uitgebalanceerde voeding. Daarbij komt dat onze voeding bereid wordt met veel te veel vet (boter, olie, sausjes allerhande), zout en specerijen. Dit is voor de mens niet gezond en ook niet voor een dier. Als de mens tegen beter weten in ongezond eet, moet hij nog niet zijn huisdier opzadelen met obesitas, vaatproblemen en dergelijke.
     
  7. Je hond slechts éénmaal te eten geven per dag is fout! Weer eens tijd om een oude volkswijsheid uit de doos te vissen : de hond heeft slechts één grote maaltijd per dag nodig. Mis !! Een volwassen hond wordt best in minstens twee keer per dag gevoed. Een eerste punt is het maagdarmstelsel : twee kleiner maaltijden worden veel beter verteerd. Een grote maaltijd heeft vaak het uitbraken van de ganse maaltijd, of braken tussendoor omdat verteringssappen actief zijn zonder dat er voedsel aanwezig is in het maagdarmkanaal. Een ander gevaar is de beruchte “maagdilatatie en -kanteling” bij grotere rassen (frequent bij Dobermann, Boxer, Engelse Bulldog, doch elke (grotere) hond kan het in principe meemaken). Wat gebeurt er juist ? De maag draait om haar as, sleurt de milt mee in haar draaiing, snoert bloedvaten af. De maag gaat dan opzwellen met gas (maagdilatatie). Het dier gaat in shock en sterft. Een zeer snelle interventie (chirurgisch) kan helpen, maar is vaak teleurstellend. In een ander geval, gaat het alleen om maagdilatatie, wat iets minder gevaarlijk is maar toch ook levensbedreigend. De juiste oorzaken zijn nog niet precies aangetoond: verschillende zaken spelen een rol , oa een erfelijke aanleg, een zwakke maagmusculatuur, bezenuwingsstoornissen ter hoogte van de maag, de hoeveelheid voedsel, het soort voedsel enz...Een grote hoeveelheid voer in 1 keer in de maag, kan dus een behoorlijke rol spelen in het ontstaan van maagkanteling /-dilatatie. Daarom beter voorkomen dan genezen : minstens twee kleinere maaltijden en een uurtje rust na de maaltijd.
     
  8. Wat je zeker NOOIT mag geven is CHOCOLADE: In chocolade is cacaoboter verwerkt en cacaoboter bevat theobromine. In kleine hoeveelheden zet dit stofje de nieren aan tot extra productie van urine. In grotere hoeveelheden kan het verlammend werken op de hartspier. De hond is zo gevoelig voor theobromine, dat deze grotere hoeveelheden zeer snel zijn bereikt.
     
  9. De senior hond (oudere hond)
    De gemiddelde levensduur van een hond is ongeveer 13 jaar. Kleine rassen leven over het algemeen iets langer dan hun grote soortgenoten. De symptomen van ouder worden hangen van veel factoren af. Terwijl de ene hond op zijn zevende al minder energie heeft, kan een andere twaalfjarige zich nog gedragen als een actieve "oudere jongere". Er kunnen dus grote individuele verschillen zijn. In het algemeen noemen wij een hond boven de 8 jaar senior. Bijna een op de drie honden in ons land behoort tot deze eerbiedwaardige groep. Natuurlijk is een hond zo oud als hij zich voelt, maar met het ouder worden treden toch geleidelijk veranderingen op. Hij wordt in de regel minder actief en de spijsvertering verloopt minder soepel. Ook kunnen met de jaren de nieren wat minder goed gaan functioneren. Gezichtsvermogen, gehoor en smaak verminderen. In de betere dierenspeciaalzaak is voor deze groep van honden aangepaste voeding te vinden die rekening houdt met de behoeften van uw hond. Enkel bij de dierenarts is een speciale voeding verkrijgbaar voor oudere honden die ook gewrichts- en arthrose-problemen hebben. De voeding is van het Veterinary Diet gamma. Er zit speciaal glucosamine,essentiële vetzuren en chondroitinesulfaat in die een ondersteunende en voedende werking hebben op het herstellend kraakbeen. Informeer bij de dierenarts, het geeft prachtige resultaten!

 

 

Hoe best veranderen van voeding

 

Wanneer uw huisdier ziek is of een voedingsprobleem heeft (gaande van braken, diarree, niet eten), zal het u geruststellen te weten dat u in veel gevallen door verandering van dieet het probleem werkelijk onder controle kunt krijgen.

Het probleem van uw huisdier kan veroorzaakt of verslechterd zijn door ongewenste eetgewoonten bv.eten van planten, of door het geven van een niet-uitgebalanceerde voeding bv. uitsluitend vlees. Het is dus zeer belangrijk dat u het advies van uw dierenarts met betrekking van de aard van de voeding, alsook de hoeveelheid goed opvolgt. Maar honden zijn net als mensen en houden aan hun gewoonten, en kunnen wel wat hulp gebruiken bij de verandering van hun eetgewoonten.

Daarom een paar tips:

  • Schakel de hond geleidelijk over van de ene naar de andere voeding over een periode van een week, waarop je geleidelijk de oude voeding vermindert, en de nieuwe vermeerdert, tenzij anders voorgeschreven door uw dierenarts.
  • Meng bij de overschakeling de nieuwe door de oude voeding zodat er een mengeling ontstaat. Voeg aan die mengeling niets anders toe om het voeder toch gemakkelijk te laten opnemen. Je kan wel in het begin het voeder met de hand geven. Aan droogvoeder voor honden mag altijd een klein beetje water toegevoegd worden.
  • Vers en schoon water moeten altijd ter beschikking staan.
  • Ingeval van blikvoeder mag dat opgewarmd worden tot lichaamstemperatuur, zeker niet hoger.
  • Kieskeurige honden zullen mogelijks een paar dagen niet willen eten. Dit kan hoegenaamd geen kwaad.

 

Overgewicht of Obesitas

 

Zwaarlijvigheid of obesitas wordt dikwijls door de eigenaar onderkend. Wanneer je hond 20 à 25% meer weegt dan zijn ideale gewicht spreekt men van een obees dier. De belangrijkste oorzaak van obesitas is een onevenwicht tussen de energie die via het voedsel wordt opgenomen en de energie die verbruikt wordt.In normale omstandigheden wordt 70% van de opgenomen energie gebruikt voor de belangrijke levensfuncties: spier- en hersenwerking, de regeling van de lichaamstemperatuur, het functioneren van de organen enz. De energie die daarvoor nodig is, is sterk afhankelijk van de leeftijd (pup tegenover oudere hond) het geslacht, het ras (yorkie tegenover duitse dog). De overige 30% wordt verbruikt bij extra inspanningen zoals zwempartij, een stevige wandeling. Wanneer die 30% niet volledig opgebruikt wordt zoals wanneer de hond de hele dag alleen zit, zich verveelt en veel slaapt, ontstaat er een overschot aan energie. Dat wordt opgeslagen onder de vorm van vet in de vetcellen in het lichaam.

De belangrijkste oorzaak van obesitas is overconsumptie. De hond krijgt met zijn dagelijkse rantsoen veel meer dan hij nodig heeft. Wanneer je bij een hond van "middelbare leeftijd" gedurende lange tijd 1% meer calorieën geeft dan hij echt nodig heeft, resulteert dat in een overgewicht van 25%. Obesitas wordt echter, net als bij de mens, ook genetisch bepaald: bepaalde rassen maken meer kans om echt zwaarlijvig te worden. Dat zien we vooral bij de labrador, golden retriever, cocker spaniël, de beagle... Een andere oorzaak zijn bepaalde klieraandoeningen, zoals hypothyroïde of een onvoldoende produktie van schildklierhormoon, hyper-adrenocorticidie of de zogenaamde cushing-honden, hyperinsuline of overmatige produktie van insuline.

De nadelen van een hond met obesitas te bezitten zijn meestal pas op lange termijn zichtbaar: verkorting van de levensduur, gewrichts- en bewegingsproblemen zoals artritis, ademhalingsproblemen, hoge bloeddruk, verminderde leverfunctie door vervetting van de lever, voortplantingsproblemen (kleinere nesten, moeilijk drachtig worden, te grote pups), suikerziekte, moeite om warmte te verdragen, toegenomen risico bij anesthesie, verlaagde weerstand bij infecties, constipatie, een te hoog cholesterolgehalte, verhoogd risico op kanker. Hoe kan je nu zien of je hond te dik is? Dat is voornamelijk een subjectieve interpretatie door het oog van de kenner en door betasting van de borstkas, de rug en het bekken. Wanneer je de ribben goed kan voelen, maar niet goed met het blote oog kan zien, moet je je geen zorgen maken. Kan je de ribben niet goed voelen en ook niet zien, dan is de hond te dik. Verder beschikt de dierenarts over standaardtabellen om de graad van obesitas in te schatten.

Lijdt je hond aan obesitas dan is een directe aanpak noodzakelijk. Het is voor de eigenaar soms moeilijk om de bedelende en droevige ogen van zijn trouwe vriend te weerstaan. Wanneer er aan de basis geen ziekte ligt die een uitgebreid lichamelijk onderzoek en een gerichte therapie vereist, dan is de enige mogelijke oplossing een strikt dieet. Dat gebeurt volgens een programma dat over 4-8 maanden loopt. Heeft je hond een overgewicht van 20% dan kan men dat corrigeren in 5-7 weken, bij 50% overgewicht kan dat oplopen tot 16-36 weken en bij meer dan 50% kan zelfs een langdurig dieet weinig succes hebben.

Informeer ook hier bij je dierenarts omtrent de speciale dieetvoeders dit het afslanken bevorderen. Je kan ze enkel bij de dierenarts bekomen. Ze behoren tot het Veterinary Diet gamma van Hill's, Eukanuba en Royal Canin.