×
Vogels - Duiven

Verzorging van duiven

 

Duiven zijn zeker niet veeleisend, maar dagelijks voer en vers drinkwater stellen zij zeer op prijs. Bij iedere dierenwinkel is sierduivenvoer te verkrijgen en verdere toebehoren zoals drink- en voerbakken.

Een bad nemen, doen ze ook heel graag. Dit is goed voor hun conditie en verenpak. Het spreekt voor zich dat hygiëne bij duiven belangrijk is. Om ziektes te voorkomen zult u met regelmaat het hok moeten schoonmaken.

 

Voer en water

 

De duiven krijgen meestal twee maal per dag een mengeling van granen en peulvruchten. In elke dierenspeciaalzaak is prima voer te koop. Vaak voor de rasgroepen speciaal geselecteerd. Dan ook nog in kweek-, rui- en wintermengeling. Een duif eet per dag zo'n 30 gram.
Een duif heeft in verhouding veel vocht nodig, om het voer goed te kunnen verteren. Ook drinken ze om hun lichaam op temperatuur te houden. Let er dus op dat de drinkbak altijd gevuld is. In de zomer en als ze hun jongen voeren hebben ze tot 4 keer zoveel water nodig.
Naast het duivenvoer, hebben duiven mineralen nodig en potjes met grit en roodsteen mogen dan ook niet ontbreken voor een goede spijsvertering. Door het grit wordt het voedsel in de maag gemalen.

Om overlast van ratten en muizen te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat er 's nachts geen voer in de voerbakken blijft liggen en dat de voervoorraad goed afgesloten wordt bewaard.

Meer over het voedsel van duiven kunt u lezen bij het onderdeel voeding.

Een duif eet per dag 30 gram

 

Schoonmaken

 

Omdat ziekteverwekkende kiemen zich kunnen handhaven en vermeerderen in vuil en zo de duiven kunnen besmetten, moet het duivenhok regelmatig worden schoongemaakt. De ontlasting van de duiven wordt met behulp van een krabber van de vloer, de zitschapjes en uit de broedhokjes gekrabd.

Omdat ook via drinkwater ziekten kunnen worden overgegeven, moeten ze niet alleen dagelijks ververst worden maar ook regelmatig met een borstel worden schoonmaakt.

Natuurlijk moeten ook de etensbakken zo nu en dan een grondige schoonmaakbeurt krijgen en bijvoorbeeld ook de manden waarin de duiven worden vervoerd.

 

Een bad

 

Duiven baden graag en het behoort tot de persoonlijke hygiëne van de duiven. Het baden heeft een stimulerende invloed op de veerverzorging en het moet daarom af en toe voor de duif mogelijk zijn een bad te nemen. Zet hiervoor een bak gevuld met ongeveer 10 cm water, in de tuin of in het hok. Laat het bad na het baden niet te lang staan, want soms drinken de duiven eruit, wat niet bevorderlijk is voor hun gezondheid. Om dit te voorkomen, kan aan het water een scheutje azijn of badzout worden toegevoegd. Dit heeft tevens een positief effect op de bevedering.

 

Ongedierte

 

Bij de duif komen een aantal parasieten voor die zich op de huid en tussen de veren van de duif op hun gemak voelen. Het schadelijke effect van dit ongedierte wisselt per soort en is ook niet altijd even duidelijk. Wat ze in ieder geval onder de duiven teweeg brengen is onrust. De duiven moeten regelmatig worden gecontroleerd, zeker voordat ze naar de tentoonstelling gaan.

Enkele veel voorkomende parasieten zijn de lange veerluis, de kleine veerluis en de schachtmijt. De lange veerluis zit tussen de vlaggen van de veren en wordt vooral gevonden als de duif een ziekte onder de leden heeft. De kleine veerluis wordt vooral op de rug,de nek en op de stuit gevonden.Deze luis zuigt geen bloed zoals wel werd aangenomen. De schachtmijten zitten tegen de schacht van de veer waardoor de veren kunnen uitvallen.

Tegen dit soort parasieten is in de dierenspeciaalzaak een spray verkrijgbaar.

 

Nagels knippen

 

Bij sommige sierduiven komt het voor dat de nagels te lang worden. Ze kunnen dan minder goed staan en soms niet meer over de grond lopen.
Controle van de duiven is daarom noodzakelijk, zeker voordat ze naar een tentoonstelling gaan. Als de nagels te lang zijn,moeten ze geknipt worden. Knip ze niet korter dan ongeveer 1cm, omdat in dit gedeelte van de nagel is waarin de bloedvaten en zenuwen zitten.

Als u aan deze voorwaarden voldoet, dan zult u zien wat een fijne hobby het is om sierduiven te houden voor uw ontspanning.

 

Gezond houden van duiven

 

Een gezonde duif wordt ziek indien hij ziekteverwekkers binnenkrijgt en daartegen niet voldoende weerstand heeft. Is het aantal ziekteverwekkers gering, dan zal de weerstand van de duif vaak voldoende zijn. Is echter het aantal ziekteverwekkers groot en b.v. de voeding van de duif onvoldoende in hoeveelheid of kwaliteit, dan zal de weerstand vaak ontoereikend zijn en zal de duif dus ziek worden.

Eenmaal ziek geworden gaat de duif ziekteverwekkers uitscheiden via ontlasting, uitgeademde lucht of slijm uit de keel. In da natuur is de ruimte waarin de uitgescheiden verwekkers terecht komen zo groot, dat door het optredende verdunningseffect slechts een zeer klein percentage van de uitgescheiden ziekteverwekkers door een andere duif zal worden opgenomen. Hoe meer duiven echter in een hok per m2 verblijven, des te meer uitgescheiden verwekkers krijgen de andere duiven binnen. Het aantal ziektekiemen dat een duif per tijdseenheid binnenkrijgt noemen de infectiedruk. In een overbevolkt hok is dus sprake van een verhoogde infectiedruk. Als nu een dichtbevolkt hok slecht wordt schoongehouden, blijven de uitgescheiden ziekteverwekkers extra lang aanwezig, waardoor de infectiedruk nog hoger wordt.

Vochtige plekken in het hok zijn plaatsen waar de meeste ziekteverwekkende organismen lang in leven kunnen blijven; in een droge omgeving zijn ze minder actief.

Resumerend wordt een hoge infectiedruk dus veroorzaakt door:

  • Overbevolking
  • Gebrek aan reinheid
  • Vocht
  • Direct contact tussen ontlasting en voedsel

Aan deze 4 zaken moet u het eerste denken indien u wordt gevraagd wat te doen aan onvoldoende conditie. Ze vormen de basis van de gezondheidszorg.

 

Voorkomen is beter dan genezen

 

Duiven die goed verzorgd worden, zullen nauwelijks last hebben van ernstige kwalen. Toch kan het voorkomen dat er plotseling een duif ziek wordt of zich abnormaal gedraagt, zoals dikzitten. De tips hieronder vertellen u hoe te handelen en hoe u dit kunt voorkomen:

  • Bij behandelen: alle duiven van één hok gelijktijdig behandelen. Dit voorkomt dat één duif de andere opnieuw besmet.
  • Voorkom overvolle hokken.
  • Dagelijks mest wegkrabben. Zandbodems zijn uit den boze.
  • Het hok (vloer, legnesten, zitplaatsen) moet droog zijn.
  • Drinkwater moet minstens éénmaal per dag ververst worden.
  • Het hok moet regelmatig ontsmet worden.
  • Strooi geen voer op de grond.
  • Maak ook uw gereedschap goed schoon, zeker wanneer u hetzelfde gereedschap ook in andere hokken gebruikt. Voorkom ook dat u zelf de wormeitjes en coccidieën overbrengt van het ene naar het andere hok b.v via uw schoenen.
  • Vergeet ook de duivenmanden niet schoon te maken direct nadat ze gebruikt zijn.
  • Naast hygiëne is een doelmatige bestrijding van parasieten een noodzaak om topprestaties te blijven leveren.

 

Hoe te handelen bij een ziekte?

 

Mocht er toch een duif tussen zitten die zich abnormaal gedraagt, zoals dikzitten, dan kunt u hem het beste apart zetten om verdere besmetting te voorkomen. Als u niet weet wat er aan de hand is, ga dan niet zelf dan niet zelf experimenteren met medicijnen, maar ga naar een dierenarts voor een deskundig advies.

 

Hoe herken ik een ziekte?

 

Er zijn veel verschillende soorten ziekten. Sommige kunnen eenvoudig door de fokker zelf behandeld worden. Andere ziekten kunnen voorkomen worden door bijvoorbeeld enten. Dit laatste heeft alleen zin als de duiven veel in contact komen met andere vogels die mogelijk besmet zijn. Als u niet zeker weet wat er met de duif aan de hand is, is het altijd verstandig om er een dierenarts bij te halen. Deze beschikt ook over een groot assortiment geneesmiddelen om uw duiven weer beter te maken.

 

De kweek

 

Zo rond de laatste weken van februari begint het kweeksezoen. De doffers worden met de duivinnen gekoppeld. Wie duiven houdt om zijn stam en het ras te verbeteren zet niet zomaar duiven bij elkaar. Het fokken begint met selecteren en fokkoppels samenstellen.

 

Fokkoppels

 

Als je fokkoppels samenstelt moet je er op letten dat je nooit 2 duiven kruist die dezelfde fout hebben. Dit is zeg maar de belangrijkste regel voor het samenstellen van fokkoppels. Verder is het toch meer "feeling" en inzicht. Dit ontwikkel je met de jaren mee. Bij het selecteren kan je het beste een lijst maken met alle ringnummers met daarbij de goede en minder goede eigenschappen van de duif. Je kunt dan een collega-fokker vragen wat hij er van vindt. De duiven waar je mee gaat kweken, moeten in de eerste plaats gezond en vitaal zijn.

 

Koppelen

 

Ieder koppel krijgt z'n eigen broedhok. Om te voorkomen dat de duiven in elkaars broedhok komen moet je ze eerst laten wennen. Je sluit ze twee dagen op in hun eigen hok en daarna laat ze ze om de beurt los.
Zo'n 7 tot 10 dagen na de paring wordt het eerste ei gelegd. Na 1 tot 2 dagen volgt het tweede ei. Bij het broeden wisselen de ouders elkaar af. De doffer broedt overdag en de duivin broedt de rest van de tijd. Het kan wel eens voorkomen dat de duivin een onbevrucht ei legt. Dit kan je controleren door de eieren tegen het licht te houden (na ongeveer 1½ week). De doorschijnende eieren kan je weggooien. Na 17 tot 18 dagen kruipen de jongen uit het ei. Dit kan wel 24 uur duren.

 

De Jongen

 

Het jonge duifje is na de geboorte nat, hulpeloos en blind. In 24 tot 48 uur is zijn gewicht verdubbeld. De jongen eten pap uit de krop van hun ouders. De eerste maand groeien de jongen enorm. Na ongeveer 25 dagen zijn de jongen 25 tot 30 keer zo zwaar als bij de geboorte.
Na ongeveer 6 tot 10 dagen kunnen de jongen geringd worden. De ring wordt, op z'n kop, om de linkerpoot geschoven. De ringen kan je bij de plaatselijke kleindiervereniging bestellen. Als je ringen wilt bestellen moet je ook beschikken over een fokkerskaart.
Na ongeveer 20 dagen zijn de jongen in staat om zelf te eten. Het is dan ook aanbevolen om rond die tijd kleine drink- en voerbakjes in het broedhok te zetten. De bakjes kan je met een vastgeschroefde wasknijper aan het broedhok bevestigen zodat ze niet om kunnen vallen. Zorg er ook voor dat de jongen niet uit het hok kunnen vallen. Het wil nog wel eens gebeuren dat een jong op avontuur gaat en uit het hok valt. Dit jong kan dan in een ander broedhok vallen en zal dan zeker door de eigenaar van dit hok te grazen worden genomen.
Na een maand kunnen de jongen het nest verlaten. Ze kunnen dan worden overgebracht naar hun eigen afdeling: het jongeduivenhok. Let wel goed op of de jongen genoeg drinken. Het komt wel eens voor dat een jong de drinkbak niet kan vinden. Als de jongen met hun ogen beginnen te knipperen dan krijgen ze te weinig vocht binnen. Je moet dan het jong met zijn kop in de drinkbak houden zodat hij kan drinken. Hij vergeet het daarna nooit meer.
Na ongeveer 10 tot 12 weken volgt de eerste rui. Na 4 à 5 maanden, precies op tijd voor het tentoonstellingsseizoen, zijn de jongen weer in topconditie.

 

De rui

 

Na het kweekseizoen worden vrijwel alle veren op het duivenlichaam vernieuwd. Een proces dat zich van de zomer (half juli) tot in het begin van de winter (half december) afspeelt.

De rui begint bij de eerste slagpen (gerekend van binnenuit). Bij beide vleugels vallen deze slagpennen gelijktijdig uit. Wanneer de nieuwe pen voor driekwart volgroeid is, valt de volgende pen uit. Er vallen nooit meer slagpennen tegelijk uit, want dit zou het vliegvermogen van de duif te veel aantasten. Na het ruien van de zevende slagpen begint het ruien van de armpennen ook weer vanaf de binnenste gerekend. Het aantal armpennen dat per jaar geruid wordt, is niet voor elke duif gelijk. Sommige duiven ruien maar twee of drie armpennen per jaar, anderen meer en weer anderen ruien alle armpennen. Ongeveer tegelijk met het ruien van de armpennen, ruien ook de dekveren en staartpennen. Staartpennen ook weer in paren en te beginnen met de binnenste. Het ruien van de staartpennen geschiedt niet op rij, maar om en om, om het draagvlak van de staart zoveel mogelijk intact te houden. De op één na buitenste staartpen ruit het laatst. Dit zijn tevens de laatste grote pennen die geruid worden.

Kop-, hals-, borst- en buikveren ruien tegelijk met de vleugeldekveren en soms in hele groepen tegelijk, wardoor de dieren geheel of gedeeltelijk een kale kop krijgen. Donsveren ruien vrijwel het gehele jaar door. Aan de kwaliteit van de donsveren is af te lezen in wat voor conditie de duif zich bevindt. Zodra de lichaamsconditie van een duif niet optimaal is, is dit zichtbaar aan de donsveren, vooral aan de donsveren die zich rondom de aars bevinden. De veren zijn dan stijf en hard en komen niet uit de hulzen. Dit kan een gevolg zijn van ziekte of verkeerde voeding, of men is te lang doorgegaan met broeden, waardoor de duif niet in de gelegenheid is geweest zich tijdig te herstellen. Daarom is het verstandig niet langer dan tot eind juni met broeden door te gaan.

Het ruiproces is geen ziekte, zoals sommige liefhebbers nog wel geloven, maar een normaal proces, dat bij een goede conditie normaal verloopt. Jonge duiven moeten vanaf hun geboorte in 30 a 50 dagen opgroeien en een compleet verenpak opbouwen; onder normale omstandigheden geschiedt dat zonder problemen.

Tijdens het opgroeien van de jongen, zo omstreeks de veertiende dag, kunnen de jonge duiven, doordat de doffer alweer gaat drijven voor een nieuw nest eieren, enkele dagen wat minder gevoerd worden. Dit uit zich later door zogenaamde "groeistrepen" in het verenpak. Het is dan duidelijk te zien, vooral aan de slagpennen dat zich een storing heeft voorgedaan tijdens het groeien. Wanneer de doffer weer gaat drijven, is het het beste beide ouders bij de jongen in het broedhok op te sluiten totdat het eerste ei gelegd is.

Als een duif in een minder goede conditie is, kunnen er zich storingen in de groei van de veren voordoen; deze kunnen zich uiten in bloedpennen en buispennen.

 

Bloedpennen

 

Bloedpennen kunnen ontstaan doordat het bloedvaatje in de veerfollikel beschadigd is en er bloed in de spoel van de schacht vloeit. Soms wil het zich nog wel herstellen, maar in ieder geval moet u een bloedpen er nooit uittrekken, omdat er toch meestal geen betere nieuwe pen voor in de plaats komt en het uittrekken nogal met bloedverlies gepaard gaat.

 

Buispennen

 

Buispennen ontstaan doordat het vliesje om de groeiende pen niet wil scheuren. De beide haarden kunnen dan niet hun normale stand innemen en de veer blijft in opgerolde toestand. Buispennen zijn meestal het gevolg van een doorstane ziekte, een verkeerde voeding of een slechte conditie van de duif.

 

De spijsvertering

 

Het verteren van harde graankorrels vraagt om spijsverteringsorganen die in staat moeten zijn de graankorrels om te zetten in stoffen die door het duivelichaam kunnen worden opgenomen om te worden gebruikt voor energie en vernieuwing. Het is een zwaar verteringsproces, dat veel energie vraagt, maar de spijsverteringsorganen zijn daar goed op ingesteld.

Een graankorrel opgenomen door de snavel komt in de keelholte, waar speeksel wordt toegevoegd; daarin bevinden zich stoffen die een begin maken met de afbraak van de koolhydraten. Vervolgens gaat de korrel via de slokdarm naar de krop waar hij in het opgenomen water wordt geweekt. De krop is eigenlijk niets anders dan een verwijd gedeelte van de slokdarm, waar het voedsel enige tijd kan worden bewaard en waaruit het met kleine beetjes wordt doorgevoerd naar de kliermaag. In de wanden van de kliermaag bevinden zich klieren die verteringssappen afscheiden (enzymen). Twee belangrijke verteringssappen zijn pepzine en zoutzuur, die gezamenlijk het eiwit gedeelte verteren. Het zoutzuur heeft nog twee functies; ten eerste doodt het door z’n antiseptische werking de schimmels en bacteriën die eventueel met het voedsel werden opgenomen, ten tweede lost het dein het voedsel aanwezige calciumzouten op. De graankorrel heeft tot en met het passeren van de kliermaag nog steeds z'n zelfde vorm behouden, alleen is hij wat gezwollen door het weken en de inwerking van de verteringssappen. De graankorrel is nog lang niet geschikt om opgenomen te worden in het lichaam. Het vermalen van de graankorrel gebeurt in de spiermaag, een platte geribbelde buis bekleed met een harde keratinelaag, die samen met opgenomen scherpe steentjes voor het kleinmaken van de graankorrel zorgt. Als de graankorrel in zeer kleine stukjes is vermaald, kunnen de verteringssappen nog beter hun werk doen. De graankorrel is een dunne brij geworden, die wordt doorgevoerd naar de dunne darm, die het verteringsproces voortzet. De dunne darm bestaat uit drie gedeelten, nl. de twaalfvingerige darm, de nuchtere darm en de echte dunne darm. De twaalfvingerige darm is lusvormig, met binnenin z'n lus de alvleesklier of pancreas. De pancreas is een belangrijk orgaan, dat z'n enzymen aan de twaalfvingerige darm afgeeft. Deze enzymen zorgen voor de verdere afbraak van eiwitten en koolhydraten.

Eiwitten worden gesplitst in aminozuren en koolhydraten in enkelvoudige suikers. In de nuchtere darm worden vanuit de lever de galsappen toegevoerd, die de vetten splitsen in vetzuren en glycerol. Van de nuchtere darm wordt het nu geheel vloeibare voedsel doorgevoerd naar de dunne darm, waarin zich de darmvlokken bevinden, die zorgen voor de opname in de bloedbaan. De onverteerbare stoffen worden doorgevoerd naar de dikke darm en via de cloaca uit het lichaam verwijderd. Het bovenstaande geeft in grote lijnen weer wat zich tijdens het verteringsproces afspeelt.